Langer dan twintig jaar heeft de rijtuigfabriek en -handel van Van der Meulen in de Amsterdamse Kerkstraat niet geduurd. Het bleef bij één hoogtepunt: een gouden medaille op de officieuze Wereldtentoonstelling van 1895. Met goud bekroond dus. Bij gebrek aan een opvolger hield Van der Meulen in 1912 een opheffingsveiling, om vervolgens met de verhuur van de panden zijn pensioen zeker te gaan stellen. Toch zijn in diens werkplaats knappe rijtuigen gebouwd.

Johannes Hendricus van der Meulen (1862-1936), een relatief eenvoudige boerenzoon uit Steenbergen, verhuist in 1886 naar de Amsterdamse Marnixstraat. Hij is er misschien als knecht in een rijtuigfabriek om een ambacht leren. Zijn meest strategische zet doet hij echter door in 1889 in het huwelijk te treden met de vijf jaar oudere Antonetta Apolonia de Neve (1855-1931), een dame uit zijn geboortedorp. Zij stamt namelijk uit een welgestelde patriciërsfamilie van grootgrondbezitters, schepenen en militairen. Met die achtergrond en ongetwijfeld schoonvaders’ geld laat Van der Meulen een huis bouwen aan de Kerkstraat 105. Hun enig kind, dochtertje Johanna Cornelia, mag op anderhalf-jarige leeftijd er de eerste steen leggen in november 1892. Zij heeft er één dienstmeid om het huishouden te doen, hij heeft aan de overkant van de straat, op nummer 110, een rijtuighandel. In 1893 biedt hij bijvoorbeeld een tweedehands, maar ‘luxe’ break van Beijnes aan en een ‘nette’ victoria. De handel gaat voortvarend genoeg om een jaar later een wagenmaker in dienst te nemen en in 1897 richt Van der Meulen een rijtuigfabriek met smederij op, op huisnummer 78. Hij gebruikt de afkorting van Leonardus Cornelis-zoon achter zijn naam om verwarring met een gelijknamige houthandelaar in de stad te voorkomen.

Halfwassen
Drie jaar na het oprichten van de firma laat Van der Meulen een rijtuig zien op de officieuze Wereldtentoonstelling voor het Hotel- en Reiswezen in zijn stad. Hij staat er net als de firma Kimman uit Haarlem, die als gevestigde naam de kranten wel haalt, maar Van der Meulen niet, ondanks dat het hem wel een gouden medaille oplevert; de reclamekreet ‘met goud bekroond’ zal hij vanaf nu altijd blijven gebruiken.
Opvallend bericht is het overlijden van Van der Meulens schoonvader Gillis Pieter de Neve Jz op 81-jarige leeftijd in 1898, niet in Steenbergen, waar hij stond ingeschreven, maar in Amsterdam. Schoonvader was al weduwnaar en mogelijk naar zijn dochter verhuisd om te worden verzorgd. Geeft het opnieuw een financiële impuls aan de rijtuigaffaire?
“Aan de Rijtuigfabriek van J.H. v.d. Meulen L.Czn., Kerkstraat 105-78, Amsterdam, kunnen Smids-Bankwerkers en Wagenmakers geplaatst worden, liefst direct. Ook Halfwassen.” (Nws vd Dag 15-12-1899). Het aantal vacatures geeft aan dat het om een serieuze fabriek gaat, waarin niet alleen de nodige knechten lopen, maar ook met een aparte houtafdeling en smederij. ‘Fabriek en Magazijnen van luxe rijtuigen’ heet het dan. De markt voor luxe rijtuigen in de hoofdstad wordt gedomineerd door Schutter & Van Bakel, Kimman, Spijker en Overmeijer, maar ook Van der Meulen en bijvoorbeeld Mudde pakken een graantje mee van de groeiende welvaart aan het einde van de 19e eeuw. Er is behoefte aan het standaard repertoire in een particulier koetshuis: coupé, victoria en landauer, maar ook aan klein gerij voor de kinderen. “Vertrouwde Pony te Koop, met Tonneau en Tuig, compleet ƒ 875,- zeldzaam lief dier, stokmaat 1,19 m, merrie, 8 jaren oud, uitstekend geschikt om kinderen alleen er vertrouwd mee te laten rijden, omdat het nergens bang voor is, wordt gegarandeerd”, zo adverteert Van der Meulen (Nws vd Dag 28-3-1904).

Inruilwaarde
In 1906 komt de overstap naar carrosserieën voor auto’s, waarvoor een bekleder wordt gezocht, eentje die geheel zelfstandig kan werken en gewoon is om naar de ‘Fransche methode’ te werken. Van der Meulen heeft dan nog de ambitie om te concurreren tegen Schutter & Van Bakel, de grotere en Frans georiënteerde rijtuig- en automobielenfabriek verderop in de Kerkstraat. Van der Meulen adverteert niet voor niets dat ook hij een abonnement heeft op het Franse vakblad Le Guide de Carrossier, waar de laatste modellen uit Parijs uit zijn na te bouwen, althans als je de tekeningen bestelde. Van der Meulen merkt ook een ander aspect van de opkomende auto’s, want zijn voorraad aan tweedehandsrijtuigen loopt geleidelijk aan verder op tot een dertigtal. Te koop of per maand te huur. Opvallend is dat Van der Meulen ze aanprijst met de naam van de oorspronkelijke bouwer, er van uit gaande dat een bekende(re) fabrikant meerwaarde geeft. Hij zet er dus geen wieldoppen met zijn eigen naam op, hetgeen andere handelaren soms wel doen. Een coupé, gebouwd door buurman Van Schutter & Van Bakel, hoeft bij hem nog maar ƒ 450,-, de helft van het geld, te kosten, terwijl een calèche van Henrich & Veth al zo gedateerd is, dat ƒ 150,- volstaat. Nieuw zal dezelfde calèche veertig jaar eerder het tien- of zelfs twintigvoudige hebben gekost. De inruilwaarde van een rijtuig laat zich niet vergelijken met die van automobielen, omdat een rijtuig geen motor en mindere bewegende delen die aan slijtage onderhevig zijn, en bovendien een lagere snelheid heeft, waardoor minder slijtage optreedt. Bij goed onderhoud en met een enkele keer opnieuw schilderen en stofferen kan een rijtuig generaties lang mee. Het is dan ook vooral de mode die de prijs bepaalt, zeker als een klant zich wil meten met de beau monde van Parijs of Londen. Voor het bepalen van die mode in de rijtuigen zijn met name de wereldtentoonstellingen en exposities van nijverheid van belang. Vandaar dat Van der Meulen altijd vast blijft houden aan die ene medaille uit 1895.

Geen opvolging
In 1910 plaatst Johannes Hendricus van der Meulen een opvallende, maar bij gebrek aan zonen voorspelbare oproep: “Wegens geen opvolger, kan er een jongmensch geplaatst worden om later op zeer aannemelijke voorwaarden de zaak over te nemen.” (Nws dv Dag 19-10-1910). Maar het beoogde jonge mens komt niet op zijn weg. Eind april 1912 mag veilinghuis Gideon Kleman de liquidatie uitvoeren van de inventaris van Kerkstraat 105, 108 en 78. Totaal 38 ‘uitsluitend moderne’ rijtuigen, nieuw en oud: 5 victoria’s, 4 landauers, 1 berlin-landauer, 2 landaulettes, 5 coupés, 2 wagonnette-breaks, 1 mail-break, 1 zomerbreak met bok, 2 afrijbreaks, 1 pony-buggy, 2 luxe tilbury’s, 1 char-à-banc voor 6 en een dito voor 4 pers., 2 phaetons, 2 dogcarts, 3 breaks zitting-onder-de-kap, waarbij met zomer- en winterkap en 1 break met glazen en bok. Leverde Van der Meulen aanvankelijk gummi banden van het fabricaat Talbot, bij de opheffing heeft hij rijtuigen voorzien van Lion Tyre banden, waarvan de Amsterdamse firma Gebr. de Wilde het importeurschap heeft. Verder gaan het gereedschap in de verkoop en de voorraden aan onder andere hickory-wielenhout.
De veiling is geslaagd, alhoewel acht rijtuigen zijn opgehouden, waaronder vier van de vijf coupés en de twee landaulettes. Mogelijk heeft het er mee te maken dat dat in april zomerse rijtuigen als victoria’s beter in de markt liggen dan gesloten modellen. Die probeert de fabrikant naderhand onderhands te verkopen. Van der Meulen verhuist naar de Van Merlenlaan 3, een royaal herenhuis met uitzicht op het raadhuis in Heemstede, en blijft eigenaar van de panden in de Kerkstraat, welke in de verhuur gaan. Met name 108 heeft een grote monierkelder en een binnenplaatsje en is daarmee goed te verhuren, voldoende voor een oude dag zonder financiële zorgen. Van der Meulen overlijdt vijf jaar na zijn echtgenote in Heemstede. Hun dochter huwt een arts.

Van de producten uit de fabriek Van der Meulen zijn zeker een handvol rijtuigen en enkele stellen gesigneerde rijtuiglampen overgebleven. Rijtuigliefhebber Ton Wempe hield het bij, naar aanleiding van een berliner-landauer die zijn broer Co bezat, en komt op tenminste vier berliner-landauer (ook wel ‘glaslandauer’ genoemd), twee coupés en een mogelijke omnibus. Het zijn kwalitatieve rijtuigen die de naam Van der Meulen eer aan doen, met recht dus met goud bekroond.

Foto boven: berliner-landauer van voorheen Co Wempe, en tegenwoordig in bezit van stalhouderij Riet Hooijer in Renkum.


Berliner-landauer van stalhouderij Jack van den Broek uit
De Kwakel, met gesigneerde lampen Van der Meulen. 


Nogmaals de berliner-landauer van Riet Hooijer, die in
vergelijking met de andere (zie boven en onder) een iets
hoekiger vorm heeft. 


Berliner-landauer van voorheen stalhouder Leon Hawinkels uit
Melick, en nu Stal de Vries uit Den Ilp.


Nederlandsche Sport 3-8-1895.


Lampen gemerkt Van der Meulen (foto & collectie Ton Wempe).


Kerkstraat 105, met eerste steen, even boven straatniveau is beschadigd en slecht te lezen.


Kerkstraat 78.


Nieuws van den Dag 22-3-1905.


Het huis, oud & nieuw, jrg 4, 1906.