Het interieur van het dubbele woonhuis aan het Frederiksplein in Amsterdam zou het absolute hoogtepunt in de Nederlandse art nouveau worden. Vrijwel zonder financiële beperking werkte de kunstenaar Lion Cachet dertien jaar aan de inrichting met zware meubels, behangsels, schouwen, tegels en ornamenten. Minstens zo indrukwekkend zijn de hackney’s die ‘achter in de tuin’ staan. De luxepaarden stelen de show op het concoursterrein en lopen voor de victoria wanneer mevrouw Dentz van Schaick een boodschap wil doen. Een automobiel komt er niet in. En dat laatste is bijzonder in 1928.

Aan het Frederiksplein in Amsterdam wonen in voorgaande eeuwen nette mensen in grote huizen. Om ergens te komen houden zij paarden, rijtuigen en een koetsier. Die staan gestald achter in de tuinen van die grote huizen, met een uitgang aan de Huidekoperstraat. Aan die straat zitten dus de koetshuizen, stallen en daarboven de woningen van de koetsiers. Ook zijn hier de grote stalhouderijen Van der Kuylen en Van Delden gevestigd. Aan de Huidekoperstraat lossen foeragehandelaren hun handel en halen anderen de mest op, zonder dat de nette mensen aan het Frederiksplein er last van ondervinden.
Theodore George Dentz van Schaick (1861-1925) en zijn echtgenote Charlotte Marlof (1869-1960) kopen eind negentiende eeuw twee herenhuizen naast elkaar aan het Frederiksplein 48-50, met de daarachter gelegen koetshuizen. Hij is advocaat-procureur en houdt kantoor aan huis. Na aanvankelijk in de ‘echte’ advocatuur bezig te zijn, komen er in toenemende mate commissariaten en aandelenpakketten op zijn pad. Het gaat hem financieel goed en hij steekt een deel van zijn centen in een uitdijende collectie moderne schilderijen, prenten en oosterse kunst. Maar de grootste kunstaankoop is misschien nog wel het interieur van het huis. Tussen 1899 en 1913 laat het echtpaar de samengevoegde huizen inrichten door de werkplaats van Van Wisselingh, waarbij Carel Lion Cachet de kans van zijn leven krijgt. Met een carte blanche schept hij een interieur dat als toonbeeld van de Nederlandse art nouveau gaat gelden.
Daarnaast krijgen de architecten van Carré en andere deftige koetshuizen in de hoofdstad, Van Rossem en Vuyk, in 1906 opdracht om de twee panden met als adres Huidekoperstraat 13-15, de stallen en koetshuizen dus, te verbouwen tot één. Die gebouwen zijn vanaf de Huidekoperstraat niet zo bijzonder om te zien, maar gaan opvallen door hun bijzondere tuingevel: het uitzicht vanuit het huis van mijnheer en mevrouw.

Zij houden van paarden
Mijnheer Dentz, die indruk wil maken door ook zijn moeders naam Van Schaick te gebruiken, was al in 1885, dus voor hun huwelijk, betrokken bij de oprichting van een vereniging ter bevordering van het jacht- en terreinrijden, en deed met de volbloeden Orizaba en Belle et Bonne mee aan wedrennen op de vlakke baan en springwedstrijden. Met beide paarden sprong hij achter het Rijksmuseum op het eerste concours hippique in Nederland, en hij legde in 1887 met Orizaba de afstandsrit van Amsterdam naar Amersfoort, van ongeveer vijftig kilometer, af in precies drie uur tijd. Dat was de snelste tijd al zijn er blijkbaar strafpunten toegekend, want de combinatie eindigde als tweede. Goed en wel een maand later kwam Orizaba met haar ruiter aan de start voor een jachtrit op de renbaan achter het Rijksmuseum, om te winnen, en om vervolgens in een ‘tally-ho’, bestaande uit vijftienhonderd meter draf en vijfhonderd meter flatrace, de tegenstanders in het stof te laten bijten. Ondanks de komst van andere volbloeden als Tambourine, Bonbon, Zady en Torn, was Orizaba lange tijd het beste paard van stal. Die stal stond achter de Weteringschans 253 en aan de Leestraat 83 in Baarn, de twee keurige huizen waar het echtpaar Dentz van Schaick na hun huwelijk in 1892 ging wonen. Na zeven jaar verhuisden ze naar het Frederiksplein en gaandeweg verschoof zijn interesse van de ruitersport naar de kunst. Daar ging hij volledig in op.

Roode Dorpers
Een tijdje heeft het echtpaar een villa in Doorn, met de naam Boschwijk, tegenover Hydepark, waar in 1912 een oproer ontstaat, wanneer mijnheer Dentz van Schaick de bewoners van het buurtje Het Roode Dorp hun overpad langs het huis wil ontzeggen. Nadat een houten poort op de weg door de Roode Dorpers is gesloopt, roept mijnheer de hulp in van een ploeg Amsterdamse polderwerkers die een gracht over de weg moeten graven, ten einde iedere toegang te beletten. “De Roode Dorpers verzetten zich lijfelijk daartegen, door met vrouw en kind, have en goed te gaan staan op de plek waar de polderjongens den schop in de aarde trachten te steken. De toestand werd toen zeer spannend en dreigend; doch, dank zij het beleidvol optreden van den burgemeester, baron van der Oye, die met tien agenten ter plaatse was, werd werkelijk bloedvergieten voorkomen.” (De Grondwet 21-5-1912) Het zal ook in Baarn of Doorn zijn dat ze kennismaken met de handelsstal Van de Haar, want die levert de luxepaarden aan Baron van Zuylen van Nijevelt van kasteel De Haar en andere aanzienlijke lieden.

Willem Wolff
Want ondanks zijn liefde voor kunst, de paarden zijn er bij Dentz van Schaick in Amsterdam uiteraard nog steeds, al is het maar voor het dagelijks reizen door de stad. Daarvoor is in dienst Koetsier Willem Wolff (1844-1931), telg uit een koetsiersgeslacht; zijn grootvader, vader, twee broers en twee neven zijn koetsier. Stuk voor stuk gedienstige paardenkerels van de oude stempel. Ze werken allen in particuliere dienst in Amsterdam. Het is geen toeval dat zijn oudere broer Pieter Willem (1839-1911) en zijn vrouw in 1872 boven het particuliere koetshuis wonen aan de Huidekoperstraat 23, een later filiaal van stalhouderij Van Delden. In die straat woont Willem dertig jaar later, vijf huizen verderop. Hij is weduwnaar van Anna Wesseling.
De redactie van Paard en Paardenwereld belt er in 1928 aan naar aanleiding van het 25-jarig dienstjubileum van de koetsier. Mijnheer Dentz van Schaick is inmiddels overleden en mevrouw richt haar aandacht op de paarden achter het huis, want kinderen heeft ze niet en de enige familie, haar zuster Geertruij ‘Truus’, getrouwd met rijtuig- en autofabrikant Jacobus Spijker, is naar Baarn verhuisd. “Mevrouw Dentz van Schaick is een van de grootste paardenliefhebbers van ons land en haar koetsier Wolff, een eerste klasse vakman, heeft deze liefhebberij bij mevrouw weten te handhaven en wat meer zegt aan te kweeken. Mevr. Dentz v. Schaick woont in het hartje van Amsterdam en wanneer men aan het dubbele huis belt, kan men feitelijk niet vermoeden, waar nu de paarden zijn ondergebracht. Huis en stallen zijn vlak bij elkaar gelegen, alleen een betrekkelijk kleine tuin scheiden beiden vaneen. Ons vakblad kan niet de plaats aanbieden om een beschrijving te geven van de schitterende verzameling van kunst, welke wij in het huis van Mevr. Dentz v. Schaick mochten bewonderen. Wij zijn dankbaar dit alles gezien te hebben en zijn er van overtuigd dat het museum van kunst, hetwelk zich in dit huis bevindt, moeilijk elders in de wereld bestaat.”

Een eldorado
“Dit alles als intermezzo alvorens wij tot de beschrijving der stallen overgaan. In de stallen bevonden zich op dit moment zes hackney’s, alle paarden afkomstig van de firma Gebr. v.d. Haar te Zeist. Twee jonge koffievossen en vier bruinen. Wij hebben de paarden niet in het tuig gezien, maar qua exterieur en beenwerk zal het moeilijk zijn om betere tuigpaarden op de wereld te vinden. Mevr. Dentz v. Schaick sprak dan ook vol lof over het materiaal dat zij thans in haar bezit heeft. De stal op zichzelf is een eldorado voor de paarden, ruim, licht, luchtig, natuurlijk eerste klasse ingericht en door de goede verpleging worden, onder het waakzaam oog van den heer Wolff, de beste zorgen aan de paarden besteed. Dat dergelijke stallen nog bestonden konden wij ons geenszins voorstellen en nog opmerkelijker is het, dat de automobiel op dezen stal geen plaats kan krijgen en nooit zal krijgen. Mevr. Dentz v. Schaick is een bijzondere paardenliefhebster en de wijze waarop zij zich over de dieren uitspreekt getuigt vaneen groote liefde en toewijding voor onzen viervoeter, die ook ons ideaal is. Het is natuurlijk overbodig om te zeggen, dat de tuigenkamer en het koetshuis aan de hoogste eischen van orde en zindelijkheid voldoen. Wat is zoo’n luxe paardenstal toch onbeschrijfelijk veel mooier dan de fijnste autogarage. In eenige woorden gaven wij reeds te kennen dat de paarden van hooge kwaliteit waren en wij zouden haast durven voorspellen dat, wanneer Wolff met het thans aanwezige materiaal aan onze concoursen-hippique gaat deelnemen, successen niet kunnen uitblijven.”

Jonge paarden
“De hackney’s in dezen stal, Aristocraat is geen onbekende, zijn alle tuigpaarden met voldoende massa, maar daarbij met enorm veel chique en kwaliteit. Wij beseffen hoeveel moeite het heeft gekost om zulke hackney’s in Engeland te vinden. De photo van den stal en de rijtuigremise geven den lezers eenigszins te zien, wat deze luxe paardeninrichting in den tegenwoordigen tijd wel beteekent. Wolff is een eerste klas vakman, wat wel bewezen wordt door het feit, dat zijn jonge paarden, want hij heeft er nu twee van vijf jaar oud, door zijn dressuur en behandeling worden gevormd tot vertrouwde dienstpaarden, n.l. mak op stal en langs den weg. Mevr. Dentz v. Schaick heeft haar paarden feitelijk louter uit liefhebberij. Zij geniet reeds ten volle, wanneer zij de dieren rond het Frederiksplein ziet draven, waarvan zij uit haar woning gezien kan profiteren. De paarden hebben er een echte luxe dienst. Groote ritten zijn uitgesloten, evenals het wachten voor winkels of concertgebouwen, daarvoor heeft Mevrouw de paarden te lief. Op onze vraag of Mevrouw Dentz v. Schaick altijd zoo veel liefde voor paarden had gehad, kregen wij ten antwoord: vanaf mijn prilste jeugd heeft het paard mijn hart gestolen en ik ben thans door levenservaringen zoo ver gekomen, dat ik in mijn stal de spreuk heb laten ophangen: ‘Hoe meer ik menschen kennen leer, Hoe meer ik steeds het paard waardeer.’ Wanneer wij maar meer dergelijke liefhebsters van het paard in ons land hadden, dan zou nooit de automobiel in den strijd met het paard overwonnen hebben. Zulke tegenstandsters zijn niet te overwinnen. Wij danken Mevrouw Dentz v. Schaick voor haar vriendelijke ontvangst en den heer Wolff voor alle gegevens, welke ons door hem werden verstrekt. Hartelijk hopen wij, dat beiden nog tal van jaren voor onze paardensport zullen behouden blijven.”

Bijzondere gebruikswaarde
Wolff laat al vanaf de jaren ’10 paarden van Dentz van Schaick bij tijd en wijle op het concours hippique zien. Twee jaar eerder nog, op het concours hippique in Hilversum. Met Aristocraat in het enkelspan laat hij ervaren deelnemers als Bultman, Van de Koppel en Van de Haar achter zich en het levert een prachtig commentaar op in Paard en Paardenwereld (22-7-1926): “Extra type, mooie maat, een echte fijne carossier, zooals wjj vroeger veel in Parijs zagen. Het deed ons een genoegen dat dit paard 1ste werd geplaatst. Tevens een mooi succes voor den trouwen koetsier Willem Wolff. Aristocraat is niét alleen een concourspaard, maar wordt steeds gebruikt als dienstpaard. Wil Aristocraat dienstpaard blijven, dan moet Willem Wolff nooit de methode navolgen van andere concoursrijders, die het paard, door het angst aan te jagen, tot hoogere actie brengen. Voor dergelijke circusvertoningen stel ik Aristocraat te hoog om daardoor in zijn bijzondere gebruikswaarde te worden geschaad.”
Het is de tijd waarin de concourspaarden door de weeks nog gewoon hun ‘normale’ werk doen: bij koffiehandelaar Tiktak en slagerij van der Touw voor de bestelwagen, bij boeren als Mellema en Velstra op het land en bij mevrouw in Amsterdam voor het privérijtuig, al is dat laatste een uitzondering.

Bultman vs Van de Haar
Koetsier Willem Wolff krijgt hulp in het uitbrengen van de paarden op concours, van Arie Gerritsen, de vaste koetsier van Gradus van de Haar, de paardenhandelaar in Zeist. Tegelijkertijd rijden ze tegen elkaar. In de uitslagen is het meestal stuivertje wisselen van dezelfde namen. Mevrouw heeft met Donnybrook Squire, King of the Road, Seducer, Aeroplan, Excellentie en Aristocraat sterke troeven, die allemaal in de periode 1926-’31 met regelmaat op de landelijke concoursen verschijnen en dan zelden zonder een prijs naar huis komen. Met name Seducer is een schoonheid. Seducer, die in het Gelderse stamboek de naam Jekel droeg, leidt in 1927 tot een hevige discussie tussen Bultman en Van de Haar, twee prominenten in de tuigpaardsport die vaker ‘om niets’ ruzie krijgen. Bultman claimt dat de fokker en opfokker van Jekel na zes jaar investeren en moeite kregen betaald, aanmerkelijk minder is dan wat handelaar Van de Haar er in drie maand tijd aan verdiende. “Dit acht ik geen gewenschten toestand. Hiervoor treft den heer van de Haar geen verwijt. Doch waar dit een voorbeeld is uit vele, mag dit toch wel dienen als waarschuwing om de landbouwers luxe-tuigpaarden te laten fokken”, verzacht Bultman (P.en Pw. 12-78-1928). Over Seducer (vh. Jekel) zelf is Bultman echter vol lof. “De ruin was door de goede zorgen van den koetsier van mevrouw Dentz van Schaik enorm uitgezwaard en maakte een aangename indruk”, aldus zijn verslag over het concours hippique in Wageningen dat jaar, waar Seducer zijn klasse won.

Boerenplunje
Met als aanhef ‘Hedon en zijn loopbaan’ stuurt mevrouw Dentz van Schaick een brief in Paard en Paardenwereld (24-11-1927). De brief gaat over het paard waarmee D.E. Mellema uit Finsterwolde carrière maakt in de tuigpaardensport: “Met aandacht volg ik, wat van dezen vos geschreven wordt en welke en hoevele prijzen hij veroverde op de concoursen. Mijne belangstelling vindt daarin oorzaak, dat genoemde Hedon in sept. 1923 door Mr. Th. G. Dentz van Schaick, sinds overleden, gekocht werd in den Legmeerpolder. Ondergeteekende was eerst over den aankoop niet vol bewondering, wat Mr. D. v. S. deed opmerken, dat ik niet besefte, dat het paard een voorbeeld genoemd kon worden van een speling der natuur en tot iets zeer bijzonders zou uitgroeien, wat dan ook zeker bewaarheid is geworden en ten volle erkend door de vele toegekende prijzen door het geheele land. Toen de vos na aankomst ten onzent z’n boerenplunje had uitgetrokken, moest hij gedoopt; Konny werd z’n naam. Na het overlijden van Mr. D. v. S. verkocht ik het paard, zijnde voor mijn dienst ongeschikt. De nieuwe eigenaar had spijt van den aankoop, deed hem over aan een boer en het glorievolle tijdstip brak aan. Een gegeven paard mag men niet in den bek zien, maar waar de tegenwoordige eigenaar het paard zeer zeker niet cadeau kreeg, meen ik hem, en dit is het doel van mijn schrijven, te moeten raden, den mond van zijn vos eens na te zien en dan zal hij moeten erkennen, dat Hedon niet, zooals vermeend in het verslag van Dortmund, zes jaren, maar in aanvang 1928 negen jaar oud zal worden. H. werd op een boerderij in den Legmeer geboren, is een kind van Zwingly en eene pretentielooze moeder. Konny, Hedon, Dollarprinz, herinnert ge u de aankomst op stal van Mr. D. v. S , waar wij u den eersten avond als wiegelied toezongen: ‘Er zaten zeven kikkertjes’, enz. Ge hebt het ver op het concourspad gebracht; hoe meer prijzen, hoe meer zich zal verheugen in uwe successen, uwe oud-eigenaresse.”

Rubberbeslag
De brief maakt duidelijk dat mevrouw zeker niet een bedroefde weduwe is die na het overlijden van haar man, door de koetsier is overgehaald om haar paarden op het concoursveld te laten zien. Zij weet precies wat er speelt en het doet haar deugd. En het is een dame met verstand van paarden, als ze in hetzelfde blad antwoord geeft op de vraag die een landbouwer stelt over rubber beslag: “Een jaar lang loopen bij mij vier paarden op het nieuwste rubberbeslag en wel tot mijn zeer groote voldoening. In Amsterdam, op de meest gladde, ronde keien, op klinkers en asphalt gaan ze met volkomen zekerheid; de wijze van rijden en ook van beslaan zullen daartoe het hare wel bijdragen. De bekende smid Falkenhagen behandelt mijn viertal en de moeilijkheid van speling der nagels deed zich niet voor. De ruime gangen namen eerder toe dan af. Het eenige bezwaar, dat ik kan maken is, dat het beslag spoediger slijt op kiezelpaden dan op eenig ander plaveisel. Duur der rubberijzers 3 a 4 weken op asphalt en keien.” De hackney’s gaan met de trein van concours naar concours, maar een interessante vraag is hoe mevrouw daar komt zonder automobiel. Ongetwijfeld wordt die voor de gelegenheid ingehuurd met chauffeur.

Landbouwtuigpaard
Met een andere ingezonden brief (6-6-1929) bevestigt ze haar paardenkennis: “Met dank voor de zoo waarderende beoordeling in uw blad van de paarden die ik liet lopen op het Concours te Gorcum, Pinksteren. Daarbij trof mij één ding, n.l. de opmerking, dat het paard Excellentie, kind van Olympus en een Nederlandsche moeder, niet zou vertegenwoordigen het type landbouw-tuigpaard. Welk type vertegenwoordigt zoo’n paard dan wel? Zou het geen aanbeveling verdienen met het oog op dergelijke goed geslaagde exemplaren in de komende concoursen uit te schrijven een nummer voor in ‘Holland geboren’ in plaats van landbouw-tuigpaard. Excellentie kwam, geleverd door Gebr. Van de Haar, als 3-jarige bij mij op stal, was toen wel het type landbouwpaard, maar zorgvuldige verpleging, juist voedsel, goede behandeling en de wijze van inrijden maakten het bekende chique type ervan. Zou het zoo niet kunnen gaan met de meeste landbouw-tuigpaarden, als ze op dezelfde wijze als vermeld, werden opgevoed en gereden?”
Is het kinnesinne, dat een ander paard op een volgend concours dit commentaar krijgt: “3de plaats Aeroplane, van Mevrouwde Wed. Dentz v. Schaick te Amsterdam. In exterieur is het paard sedert het concours te Gorinchem veel vooruitgegaan, maar die extra voedingsconditie schijnt hem iets onrustig te maken. Wij zagen wel enkele oogenblikken de enorme gangen als te Gorinchem gedemonstreerd, maar deze werden niet lang genoeg volgehouden. Volgens onze meening is de mond niet in orde, het paard houdt zich iets terug op het bit. Wij zijn er van overtuigd dat de knappe vakmenschen van stal v.d. Haar hem wel zullen terugvinden.”

Drory de Perez
Het lijkt er op dat de rol van koetsier Willem Wolff raakt uitgespeeld, simpelweg omdat de man op leeftijd komt. Een hoofdstel om doen gaat een stuk lastig als je de tachtig bent gepasseerd. Willem sterft in 1931 in Bloemendaal, waar zijn enige dochter Johanna woont. Maar zonder de ondersteuning van Willem is het plezier voor mevrouw weg. Na nog even geholpen te zijn door de firma Van de Haar stopt zij er in 1931 mee. Haar afscheid van de concoursen is gelijk met dat van een andere, welgestelde weduwe. De douairière Adèle Drory de Perez van stal De Beele in Voorst. Ongetwijfeld kennen beide dames elkaar goed, want hun hackney’s kwamen in dezelfde jaren uit in gelijke rubrieken en beiden kwamen elkaar voortdurend tegen langs de ring. Misschien zijn het in de sport wel goede vriendinnen geweest, wie zal het zeggen.
Het sprookje van de rijke weduwe aan het Frederiksplein blijft in stand tot 1935. Dan verkoopt zij het huis. Aanvankelijk staan ook de stallen en het koetshuis op de nominatie om in de verkoop te gaan, maar dit is waar mevrouw Dentz van Schaick zelf gaat wonen tot haar overlijden in 1960.

Oude mevrouw leeft nog
“Jammer genoeg is reeds veel uit dit unieke interieur verdwenen. De heer Dentz van Schaick stierf in 1925. Zijn weduwe heeft de grote staat niet lang alleen kunnen voeren. Haar pogingen het huis als museum te kunnen nalaten mochten niet tot resultaat leiden. De Duitsers, die het huis in de oorlog als bureau gebruikten, hebben voor tienduizenden guldens gestolen en thans heeft de Benzine- en Petroleumhandel, de BP, er zijn kantoren gevestigd. Zeer binnenkort valt het echter onder de slopershamer omdat er het tweede deel van een groot nieuw kantoorcomplex zal worden gebouwd. De B.P. wil de gehele inventaris cadeau doen aan de gemeente, maar het Stedelijk Museum heeft plaats noch geld om de kostbare kasten, lambriseringen, plafonds, schoorsteenmantels en tapijten onder te brengen”, slaat De Tijd alarm op 6 juni 1959, om tot in de fijnste details te beschrijven hoe fraai die inventaris is, met springende hertjes van de beeldhouwer Lambertus Zijl als deurknoppen en op de kastdeuren inlegwerk van palisander en coromandel, “Men kijkt uit het raam aan de achterzijde uit op de stallen van de familie Dentz van Schaick. De oude mevrouw leeft nog, zij woont in de buurt van het grote huis, waar zij zoveel gelukkige jaren gesleten heeft.”
Het huis ging vervolgens tegen de vlakte, maar voor de sloop is het grootste deel van het interieur gedemonteerd en verspreid geraakt over de depots van verschillende musea.
De stallen en de koetsierswoning, aan de Huidekoperstraat, wisten langer weerstand te bieden tegen de eeuwige vernieuwingsdrift van de grote stad en kwamen pas in 2010 op de nominatie voor sloop. Een projectontwikkelaar heeft er inmiddels een appartementencomplex voor in de plaats gezet.

Foto’s Nationaal Rijtuigmuseum en Rijksmuseum Amsterdam


Charlotte Dentz van Schaik-Marlof in haar jongere jaren.


Theodore George Dentz van Schaick op zijn favoriet Orizaba, een
Mexicaans paard, vernoemd naar een Mexicaanse berg. 


Paarden en stalpersoneel op Boschwijk in Doorn, tegenover Hydepark.


Koetsier Willem Wolff in zijn jonge jaren, laat de paarden zien. 


Stal en koetshuis, met daarboven koetsierswoning, vanuit tuin gezien.


Het koetshuis met herkenbaar in beeld landauer, phaeton, coupé,
victoria en dogcart, en aan de wand de spreuk ‘Hoe meer ik menschen
kennen leer, Hoe meer ik steeds het paard waardeer’.


Uit Paard en Paardenwereld 19-1-1928.


Concours hippique in Diemen, 1927 met de 1ste prijs voor
King of the Road en Aristokraat.


Mevrouw poseert met Seducer op Houtrust, het concours in Den Haag.


King of the Road en Seducer in Utrecht, 1928.


Excellentie op Houtrust 1929.


Kamer in het bijzondere art nouveau huis.


Een stoel nu in het Rijksmuseum.