In het depot van het Nationaal Rijtuigmuseum staat een dos-à-dos in bruikleen, als zodanig niet zo bijzonder op één klein detail na: op een van de wieldoppen staat ‘A. Knipper & Zn Haarlem’. Achter die dop schuilt het verhaal van de opeenvolgende wagenmakers aan de Haarlemse Houtpoort in tijden van cholera en technische vooruitgang. 

“De ondergeteekende heeft de eer, ter kennisse van het algemeen, te berigten, dat de wagenmakerij, gedreven onder de firma de Erve Haarman, vanaf 31 December 1848 heeft opgehouden te bestaan. Na gedurende een tijdvak van 15 jaren, als voogd, voor gem. firma te zijn werkzaam geweest, neemt de ondergeteekende deze gelegenheid te baat, de geëerde begunstigers van gemelde firma zijnen hartelijken dank te betuigen voor de bewijzen van vertrouwen, zoo menigvuldig genoten, tevens, als opvolger (voor eigene rekening), den persoon van A. Knipper aanbevelende, om hetzelfde vertrouwen te mogen verdienen, dat hij zoo ruimschoots verworven heeft. T. Lamslag, Haarlem, 2 Januarij 1849.”
Knipper adverteert vier jaar later met tentwagens voor vier en zes personen, en ezelwagens. Zijn werkplaats zit aan de Grote Houtstraat 169, bij de vroegere Houtpoort. Het is voor de wagenmakerij een historische plek, waar Isaak Gubert in 1769 een ‘zeer fraaije Allemande wagen, zynde met een achter overslaande kap, en een onder door draaijend stel, zwaar verguld en de paneelen groen geschilderd, geel gevoerd’, te koop aanbiedt.

Gedraaide sportjes
Na Gubert zijn respectievelijk Hendrik Staal en Teunis Haarman de wagenmakers bij de Grote Houtpoort. Dat Knipper de kans krijgt heeft alles te maken met het verdriet dat de familie Haarman overkwam. In 1789 trekt Teunis Haarman (1735-1810) met zijn gezin van uit Nigtevecht naar Haarlem om er het ambacht gaan te beoefenen aan de Grote Houtstraat. Teunis heeft net als zijn voorgangers altijd een tiental exclusieve wagens in de aanbieding, met als voorbeeld een ‘Engelsche koets van vieren, met ijzeren assen, zwanehalsen, de buik met pleet, en wit laken gevoerd’. IJzeren in plaats van houten assen is de technische vooruitgang van die tijd. Belangrijke klanten in die tijd wonen op buitenplaatsen in de Haarlemmerhout, zoals op Zomerlust, waar liefst zes rijtuigen staan in beheer van Haarman. Twee knechten helpen hem daarbij. In 1805 heeft de meesterwagenmaker onder andere te koop een ‘ronde koets van vieren, met Chinese koperen slagijzers en lysten gemonteerd; een koets-coupé, met plated lysten’, en een jaar later staan in de werkplaats twee ‘nieuwe ronde Engelsche chaisen’, waarvan één met ‘gedraaide sportjes’. Of Teunis over goede invoerkanalen beschikt of Engelse ontwerpen nabouwt is onbekend. Nu, ten tijde van de Bataafse tijd, is de handel met Engeland vrijwel onmogelijk en is het al bijna een politiek statement om sier te maken met een Engels rijtuig. Teunis adverteert overigens in de loop der jaren niet alleen met Engelse, maar ook Brusselse, Franse, Hollandse en Haarlemse sjezen.

Scheutje olie
Na Teunis volgt de reeds in Nigtevecht geboren oudste zoon Jan (1775-1829) op in de wagenmakerij. Die maakt in 1824 de afbraak mee van de oude Houtpoort, wat ongetwijfeld een indrukwekkende toestand zal zijn en ten goede komt aan de verkeersdoorstroming in de straat. Ook ten gunste van het rijtuigverkeer komt de uitvinding in 1834 van Collinge’s patent-as, een technische sprong voorwaarts, want nu hoefden niet na iedere rit de wielen van een rijtuig te worden gesmeerd met vet. Een scheutje olie in de zoveel tijd is genoeg. Die patent-assen zijn nog wel kostbaar, al scheelt het wanneer de uitvinder overlijdt en het originele patent komt te vervallen. “Publieke verkoping te Londen van Collinge’s patent-assen-, molen- en hengselfabriek, ten gevolge van het overlijden van den heer John Collinge, zullende ophouden als zoodanig te bestaan, zoo zal de heer Fuller, als daartoe last hebbende van Executeuren van den Overledene, op Maandag 26 Junij aanstaande en volgende dagen, des morgens ten 11 ure, aan de Fabriekplaats Westminsterroad publiek verkoopen:….”, somt het Algemeen Handelsblad (30 mei 1837) vervolgens op hoeveel ton staal en machines -zoals drie waterpersen van duizend ton kracht- er ten dienste stonden om de wereld van de modernste rijtuig-assen te voorzien. Een concurrent in de stad, zadelmaker Van Mons, zegt al gelijk in 1834 barouchettes en phaetons te verkopen op ‘patent-assen’ en het kan niet dat een meer prominente wagenmaker daarbij achterbleef.

Ondertussen trouwt Jan Haarman met een Haarlemse, krijgt een schare dochters en één zoon die als derde generatie kan opvolgen, Teunis, vernoemd naar zijn grootvader. Als vader overlijdt is Teunis te jong en als ook zijn moeder wegvalt, neemt timmerman Lamslag -ook een Teunis- de zaken in de wagenmakerij waar tot Teunis oud genoeg is. Maar dat loopt spaak. De jongen sterft in 1847 op 25-jarige leeftijd, net als één van zijn drie zussen. Zij is 29. Het zijn economisch slechte tijden: de jaren van de broodoproer, met grote schaarste, armoede en honger. In Amsterdam slaat de cholera nietsontziend om zich heen. Weliswaar is de Haarlemse bevolking aardig gespaard bij die epidemie, toch heeft het er alles van dat cholera of een combinatie van ziekte en honger het onfortuinlijke gezin van vijf weeskinderen treft. Helemaal zielig zijn ze niet, want de oudste zus had een jaar eerder een vennootschap opgericht tot het maken en verkopen van dameshoeden. Met haar latere schoonzus is ze een hoedenwinkel naast de wagenmakerij begonnen.

Gehuwd met een Schutter
Na het overlijden van Teunis gaat de wagenmakerij in de verkoop en komt Arend(t) Knipper in beeld, in 1810 geboren te Nijkerk als zoon van een dagloner. Arend huwt in 1844 met de dienstbode Christina Telkamp. Een jaar later krijgen ze Meindert, vernoemd naar zijn grootvader, en de enige zoon die een leeftijd zal gaan bereiken om zijn vader op te volgen in de wagenmakerij. In 1872 verandert de naam van de zaak in ‘A. Knipper & Zoon’ en biedt werk voor twee wagenmakers ‘bekend met rijtuigwerk’. Een kleine stoommachine drijft voor hen de machines aan voor het zagen, frezen, polijsten en boren en de stoomketel maakt het buigen van hout een stuk gemakkelijker. Het gaat de firma dus voor de wind. Nieuwe modellen uit Frankrijk, Engeland en Amerika komen in zwang. Coureuses, clarence-coupés, berlines en landauers, naast de traditionele oliewagentjes. De heren Knipper noemen zichzelf dan ook geen wagenmaker meer, maar rijtuigmaker en verwelkomen hun clientèle in hun rijtuigmagazijn. Op de buitenplaatsen rond Haarlem rijden hun producten rond, zoals op landgoed Wildhoef in Bloemendaal, waar een break met winterkap in gebruik is.
Meindert huwt in 1874 met Anna Carolina, een dochter van Hendrik Anthonij Schutter, de man achter de rijtuigfabriek Schutter & Van Bakel in Amsterdam. De mooie parallel tussen Knipper senior en Van Bakel is dat, de één als wees, de ander als kind van een dagloner, zich opwerkten vanuit een armoedige afkomst naar een succesvol rijtuigfabrikant.
De gloriejaren ten spijt, laat de gezondheid van Knipper senior te wensen over -hij zal in 1882 overlijden- en Meindert handelt na het huwelijk alleen nog onder eigen naam ‘M. Knipper’. Met echtgenote en negen kinderen woont hij in Bloemendaal. Dat gezin bestaat uit onder andere een dochter die huwt met Franciscus Lodewijk Hock, in 1915 rijtuigmaker in de Lange Raamstraat 23-25.

Laatste akte
Na het overlijden van Anna Carolina in 1893, hertrouwt Meindert vijf jaar later met Alida Fortuin. Hij 53, zij 25. Maar het geluk is niet meer aan Knipper’s zijde. De term ‘rijtuigfabrikant’ mag dan interessant klinken, Knipper kan op geen enkele wijze mee in de ontwikkeling van de Haarlemse concurrentie: Beijnes en de gebroeders Kimman hebben wel het zakelijk inzicht en de durf om mee te veren met het economisch tij en groeien uit tot grote rijtuigfabrieken met vele tientallen, zo niet honderden personeelsleden.
Op de eerste september 1899 brandt de werkplaats af. “Terwijl gisteren te Haarlem de optocht ter eere der Koningin rondging, brak tegen 3 uur brand uit op het Heiligland in een bergplaats van den wagenmaker Knipper. De jongelui van spuit 10, die in den optocht meededen, waren er vlug bij. Met versierden wagen en al holden zij naar den brand, doch het publiek dat daar in grooten getale aanwezig was, belemmerde het uitleggen der slangen zoodanig, dat het perceel totaal uitbrandde”, aldus de Maasbode een dag later. Knipper is in staat om de boel opnieuw op te bouwen, want in 1902 lopen er nog altijd twee knechten in de werkplaats.
In mei 1904 zet Meindert Knipper een dos-à-dos te koop, het zou de nog bestaande kunnen zijn, want die is bescheiden van leeftijd al suggereert ‘Knipper & Zn’ wat anders. Een oude wieldop hergebruikt? In ieder geval heeft het niet veel bijgedragen aan de omzet, want in december dat jaar volgt het faillissement, dat pas vier jaar later wordt opgeheven. Meindert heeft er weinig meer aan, hij overlijdt in 1910. Saillant detail: in 1911 staat er in Haarlem dos-à-dos ‘zo goed als nieuw’ te koop van het fabricaat Knipper.

Het tijdperk van de rijtuigfabrikant loopt dan zo langzamerhand ten einde. Het automobiel doet zijn intrede. In 1923 gaat ook Meinderts schoonzoon Hock, intussen gevestigd op de Lange Heerenstraat 36, failliet.


De Grote Houtpoort in Haarlem ten tijde van wagenmaker Jan
Haarman, rond 1820.


Opregte Haarlemsche Courant 9-1-1868. ‘Poolsche’ betekent in
dit geval van het Poolse (schelpvormige) type.


Opregte Haarlemsche Courant 8-11-1869.


Haagsche Courant 7-8-1885.


Nieuws van den Dag 4-2-1893.


Nieuws van den Dag 23-5-1904.


Wieldop van de dos-à-dos in het rijtuigmuseum.