In de jaren twintig en dertig staat de naam ‘Alta’ in het rijtje van belangrijkste concoursstallen van Nederland. Het is een periode van verandering: van rijtuig naar auto, van koets- naar showpaard, de opkomst van het landbouwtuigpaard, waarin echter nog altijd ‘deftige’ mensen de paardensport bepalen. De Amsterdamse bankier Jelle Huites Alta (1885-1963) heeft een voorliefde voor hackney’s, maar laat evengoed Friese paarden voor de sjees zien op een chique concours in ’s-Gravenhage. Deze veelzijdige paardenman laat Nederland kennismaken met de New Forest-pony.

Een paardenhobby hebben is één, het je kunnen veroorloven is een tweede. In 1914 gaat de 29-jarige Jelle Huites Alta een vennootschap aan met Martinus Brouwer, directeur van de Groninger Brandwaarborgmaatschappij, en krijgt hiermee de leiding over ‘Het Nederlandsch Handelsinformatiebureau Van der Sluys & Co’ aan het Damrak in Amsterdam. Het bureau is tien jaar eerder opgericht om zich bezig te houden met handelsmerken en patenten, het incasseren van schulden, overnames en verkopen van bedrijven en het verstrekken van hypotheken. Maar met de jaren zijn er strubbelingen ontstaan in de directie. Het is een gouden kans voor Jelle, de Friese bakkerszoon, die ondanks zijn jonge leeftijd geen gemakkelijk mannetje is, kort van stof en recht op zijn doel af. Het is de start van een glansrijke carrière in het verzekerings- en bankwezen.
Twee jaar later huwt Jelle met Jacoba Margaretha Johanna van Egmont. Ze wonen aanvankelijk in het Noord-Hollandse Sloten en verhuizen twee jaar later naar een keurig herenhuis aan de Nassaukade 3 in Amsterdam, waar het toekomstige gezin officieel staat ingeschreven. In 1918 wordt dochter Tettje geboren, in 1922 dochter Joke.
1923, het gezin heeft op boerderij Wittebrug in Balk een tweede huis gevonden, waar Jelle bovendien de ruimte heeft om paarden te stallen. Met name de chique tuigpaarden voor het concours lokken hem en dan speciaal de hackney’s, de meest lichtvoetige van allemaal. Hij schaft een span aan, de ruinen Harry I en Harry II, en dat maakt zijn eerste opwachting op het concours in nabijgelegen Rijs. Gerard van Delden, van de gelijknamige stalhouderij in Amsterdam, is een professionele trainer en rijder, die ze op verzoek voor Jelle in de ring presenteert. Maar Harry II, blijkbaar de beste van de twee, komt in de enkelspanrubriek niet verder dan de vierde plaats, want de jury vindt dat hij weliswaar verheven en ruime gangen heeft, maar te weinig massa ten opzichte van de paarden die voor hem eindigen. De jury ziet liever paarden die ook hun nut bewijzen in de landbouw en niet alleen in de showring. In Rijs zijn er geen aparte rubrieken voor landbouwtuigpaarden en hackney’s, en dat is het spreekwoordelijke appels en peren vergelijken. Wel krijgt Alta twee prijzen voor het schoonste geheel, want aan het blinkend koper en de glans van de paarden zal het niet liggen. Een maand later draven de Harry’s opnieuw op in handen van Van Delden in Leeuwarden. Ze maken er pas echt indruk door een slotoptreden in het vierspan: de Harry’s voorop en de merries Fuldova en Fancy Dress als achterpaarden. De tuigpaardmerries zijn nieuwe aanwinsten, want Jelle investeert volop in zijn stal. Ook Hedonna, een ‘aardige gestopte hackney-vosmerrie’, krijgt een stal in Balk. Ze reizen gedurende twee seizoenen de Friese concoursen af, met matig succes.
In 1925 doet Jelle een goede aanschaf met de hackney-merrie Garton Beauty van Mulder uit Hoogezand, een op dat moment te dikke koffievos. Beauty staat gelijk in Bolsward bovenaan. “De vos begint te komen, doch is nog niet wat zij wezen kan. De a.s. rusttijd zal haar wel weer in haar oude conditie terug brengen”, zegt de krant. In Rijs laat Garton Beauty de geduchte Capenor Victor van Bultman achter zich en komt aan kop. ‘Rijs’ wil zeggen het concours hippique van Gaasterland, op het landgoed Rijsterbosch, waar Alta het liefst wil opvallen, want langs de ring staan de boeren uit de buurt, kennissen en familieleden. Er komt een hackney-vierspan voorgereden.

Stalbaas Hendriks
Zo succesvol als hij doordeweeks als bankier in Amsterdam is, zo loopt het nog niet op de concoursen. Het is nog niet bepaald een stortvloed aan bekers en oranje linten. Jelle doet een van ’s lands beste trainers het aanbod om voor hem te komen werken. “Aanvankelijk was de heer Alta niet gelukkig in de keuze van zijn paarden, terwijl de verzorging op z’n boerderij Witte Brug te Balk, waar de paarden gehuisvest waren, niet een vakkundige was. Evenwel is sinds verleden jaar hierin een belangrijke verbetering gekomen. Het paardenmateriaal is dusdanig geselecteerd, dat van een collectie prima concourspaarden kan worden gewaagd, dank zij mede de uitstekende verzorging van den koetsier H. Hendriks, den vroegeren driver van Knight Commander, die thans aan den stal verbonden is. Wij hadden het genoegen een kijkje aan den stal te nemen, en direct valt u de orde en netheid op in het gebied waar Hendriks z’n scepter zwaait. De vijf paarden zijn in mooie, ruime boxen ondergebracht, terwijl in het koetshuis een collectie tuigen en rijtuigen keurig geborgen zijn, op een wijze, die den goeden smaak van den eigenaar en verzorger verraadt. Van de paarden, die er prima uitzagen, missen we de bekende schimmelmerrie Fuldona. Hiervoor in de plaats was de hackney Glendermot’s Charming Wonder gekomen, terwijl Garton Beauty, ondanks haar gevorderden leeftijd, zich eveneens in een blakenden welstand mocht verheugen. Deze beide hackney’s zullen hier in ’t Noorden gevreesde concurrenten blijken te zijn. Jammer dat ze in maat nogal verschillen. De gitzwarte inlandsche merrie Hertha, een kind van Ekko, was o.i. schitterend overwinterd, terwijl haar houding en gangen van dien aard zijn, dat men in haar klasse rekening met haar zal hebben te houden. Fedon en Hedonna, beide kinderen van Hedon Marquis, zijn aardige dienstpaarden, doch zullen in hunne klasse een zwaren strijd hebben te voeren.” (De Paardenwereld 22-4-1926).

Hendrik Hendriks kreeg in 1920 bekendheid als concoursrijder door de befaamde Knight Commander uit te brengen op de nationale concoursen. Knight Commander was voor de lieve som van ƒ 45.000,- door de gebroeders van der Haar in Engeland gekocht en doorverkocht aan Arnold Jan Harbrink Numan uit Schoorl. De 28-jarige Hendriks mocht hem trainen en had er succes mee: ze wonnen onder andere in 1921 de Holland Cup. Toen Harbrink Numan zijn toppaard in 1923 doorverkocht aan de steenrijke Amerikaanse mejuffrouw Jean Browne Scott, verhuisde pikeur H. Hendriks van Schoorl naar de dresseer- en handelsstal van Wiebenga in Leeuwarden. Hij woonde en werkte er aan het Zaailand. Tot 1925 reed hij voor B.J. Bierma in Sint Jacobiparochie. Hendriks had niet langer de meest talentvolle paarden om uit te brengen op de concoursen, maar viel op door de excellente manier waarop hij ze in conditie bracht en toiletteerde. In 1925 verhuist hij van Leeuwarden naar zijn geboorteplaats Arnhem om vervolgens terug te keren naar Friesland, ditmaal voor de stal van Jelle Alta.

Bandenpech
1926, de Friese stal beleeft het best mogelijke seizoen. Met in Rijs het oranje lint voor een rustig in balans gaande Charming Wonder en de tweede plek voor Garton Beauty. “De heer Alta had wel succes dien dag. Een woord van hulde voor den koetsier Hendriks, die de paarden van den heer Alta zoo buitengewoon in vorm heeft gebracht, is hier niet misplaatst”, vindt De Paardenwereld. Bij de landbouwtuigpaarden wint de pas verworven Hertha: “De merrie is schitterend overwinterd en is vooral in de voorvoeten veel verbeterd. Haar ruime gecadenseerde gangen, haar fraaie hoofdhouding en mooi orenspel stempelen haar tot een chic tuigpaard.” Eigenaar Alta rijdt in dezelfde rubriek zelf met de zwaardere schimmelmerrie Fuldova en eindigt als vierde. Fedon en Hedonna komen ter opluistering, zoals voorspeld, als ‘goede dienstpaarden’ in de ring.
Stal Alta laat vervolgens op het concours in Hoofddorp Charming Wonder zien. De nieuwe ster eindigt als tweede, achter de onverslaanbare Winmoor King van de douairière Drory de Perez. In Leeuwarden omschrijft het weekblad De Boerderij hem als rustig en bijzonder mooi gaand, met vooral een goede actie van de achterbenen.
In Amsterdam doet de stal opnieuw met succes mee in diverse klassen, waarbij Hertha en Fuldova, gereden door respectievelijk mejuffrouw A.G. Colijn en mevrouw D. van Wieringen, eerste en tweede worden in de damesrubriek. Fuldova wint er ook een wisselbeker en een medaille van prins Hendrik. Het spannendst is de strijd tussen Gaston Beauty en Aristokraat van mevrouw Dentz-Van Schaik: “Beide paarden gingen extra doch eerstgenoemde toonde meer adel en het moet voor de eigenaresse, wier paarden voor de eerste maal in den ring verschenen, wel een groote voldoening geweest zijn, Aristokraat te zien. Garton Beauty van J.H. Alta toonde machtige gangen en belooft in de komende concoursen een concurrent te zijn, waarmede men terdege rekening zal dienen te houden.” (Nieuwe Rotterdamsche Courant 1-7). In Joure: “Het Concours (open klasse) van alle paarden, kwam feitelijk niet geheel tot z’n recht, door ’t wegblijven van Garton Beauty wegens bandenpech. Wij hadden haar gaarne eens in strijd gezien met haar oud-stalgenoot Holland-Duncan. Charming-Wonder van den heer Alta gaf een extra show. Zij werd thans met opzet gereden. Haar schouderactie had nog iets beter gekund. Overigens was ’t af. De oranjestrik was voor haar onbetwistbaar.” (Sportblad van de Noordelijke Provinciën 20-7).
In Drachten verslaat het tandem Fedon en Charming Wonder een aantal geduchte concurrenten.
Wat betreft de bandenpech: in de jaren twintig doet de veeauto zijn intrede en dat maakt het voor Hendriks een stuk gemakkelijker om deel te nemen aan concoursen; voorheen moest het vervoer van de paarden per trein gebeuren. Het betekent ook dat Hendriks leert om een automobiel te besturen. Voor hem is simpelweg de aanvraag nog voldoende; op 1 september 1927 wordt het praktisch rijexamen ingevoerd.


Hoogtijdagen van stal Alta, drie hackney’s klaar voor concours, met rechts de eigenaar zelf.

Alles moet weg
1927, in maart verschijnen in advertentie in de Leeuwarder Courant ‘Billijk te koop’ en met het excuus ‘wegens aankoop van andere paarden’ de donkere vos Garton Beauty en de zevenjarige goudvosmerrie Hedonna. Koper van Garton Beauty is stalhouder Boekhout uit de Arnhemse Spijkerstraat, die haar, gedekt door Hockwold Cadet, door wil verkopen. Hierna verdwijnt ze uit beeld.
Later dat jaar komt er meer nieuws. “Met leedwezen zal zeker worden vernomen dat de heer Alta, wegens drukke bezigheden in zijne zaken te Amsterdam, het besluit heeft genomen om niet langer zijn stal met concourspaarden aan te houden, welke gevestigd is in Friesland en blijkens advertentie in dit blad zal de verkooping reeds de volgende week plaats vinden. De verkooping is op zoo korten termijn bepaald omdat de Heer Alta zijn koetsier in Friesland noodig heeft om bij Z.Ed. in dienst te komen als chauffeur te Amsterdam wegens vertrek van den tegenwoordigen chauffeur van den Heer Alta en het bij Z.Ed. bestaande bezwaar om de zorg van zijne kostbare auto tijdelijk toe te vertrouwen aan een onbekend persoon.” (Paard & Paardenwereld 15-12-1927).
“De verkooping van den Concours-Stal van den Heer Alta. Onder de personen, die de lange reis naar Friesland hadden gemaakt om de veiling bij te wonen, werden opgemerkt de heeren A. A. ten Bos, Almelo; Rijks en Loomans, Nijmegen; De Greef en Vos uit Den Haag, Van der Haar uit Zeist, Moolhuizen, Kos, Groenendijk uit Amsterdam en Bultman uit Haarlemmermeer, terwijl Baronesse van Welderen Rengers Leeuwarden en Baron van Brakell Heelsum, door hunne koetsiers waren vertegenwoordigd. Uit Friesland en Groningen waren tal van liefhebbers van paarden gereisd naar de stallen van den heer Alta, als de heeren Veltstra, Panman, Wiebenga, Wijma, enz. De korte uitslag van de veiling was, dat de heer Alta zelf behield Charming Wonder, met showwagen en tuig, doch alle andere concourswagens en tuigen in andere handen overgingen en ook het span zwarte merries Hertha en Bertha van eigenaar verwisselde. Hertha bracht met de onkosten ongeveer ƒ 900 op tegen Bertha ongeveer ƒ 550. Hertha won, ook in 1927, nog vele prijzen als landbouwtuigpaard en waar de merrie pas 7-jarig is, schijnt een prijs van ± ƒ 900 niet hoog. Toen de heer Alta nog in bezit had Hertha en Fuldova en beide paarden onderling in dezelfde nummers (landbouwtuigpaarden) concurreerden, is Hertha meermalen boven Fuldova gesteld. En daaruit bleek dan, dat bij de juryleden in Friesland Hertha bijzonder in den smaak viel; dat hare fouten (die ieder paard heeft) werden vergeven door de bekoring welke uitging van het geheel, als in prachtconditie, keurig ingespannen en gereden, zich in den ring vertoonde, terwijl Fuldova, als zij tegen Hertha uitkwam, reeds veel landwerk had gedaan en een veulen bij zich had of eenige maanden had gevoed en dus niet in zoo puike concours-conditie was als Hertha.” (verslag door Bultman in Paard & Paardenwereld 29-12-1927). Jelle houdt Charming Wonder nog één seizoen en verkoopt daarna alsnog zijn laatste, beste paard aan Ritske Velstra in Marssum.
Hendrik Hendriks, zijn echtgenote Ella Steenhorst en hun twee kinderen verhuizen naar de Aalsmeerweg 40 in Amsterdam. Achter de excuses over Hendriks die als chauffeur aan het werk moet, schuilt nog een ander verhaal. In 1929 vragen Jelle en zijn vrouw een scheiding aan, naar het schijnt omwille van een geldkwestie. Hij woont in een eenvoudig herenhuis aan de Willemsparkweg 50 in de hoofdstad, zij in Heemstede.
Dat verandert wanneer het gezin weer samenkomt en opnieuw naar Friesland verhuist. De Alta’s nemen hun intrek in een neoclassicistisch landhuis in Oudemirdum, de Riniastate. De laatste eigenaresse die het tot haar overlijden bewoonde was mevrouw Posthumus Meijes-Star Numan. Zij liet het na aan haar nichtje, Cateau Catharina Thomassen à Thuessink van der Hoop van Slochteren, dat zelf op de Fraeylemaborg woont. Zij en later haar dochters houden de Riniastate in eigendom en verhuren haar van 1931 tot 1967 aan de familie Alta.


De Riniastate waar de Alta’s ruim dertig jaar wonen.

Dekstation
Na hun intrek in dat statige huis heeft Jelle de ambitie om een dekstation op te richten, met Friese hengsten en ‘bovenlanders’, dus meer het landbouwtuigpaard. Op de Riniastate komen in tien jaar tijd ter dekking: de bovenlanders Marius (sterft na een jaar), Cesar, Apollo en in de oorlog de Gambo-zoon Prachtwald. Bekendste bovenlander is evenwel Terenus, door de hengstenvereniging van Beerta in 1918 aangekocht voor het recordbedrag van ƒ 40.100,- en door de Groningse fokkers als het ideale paard bestempeld. Jelle koopt het dier in zijn nadagen, in 1935. Aan Friese hengsten heeft hij Manus 143, Marius 144 en in de oorlog Waling 161, die echter alle drie niet veel nalaten in de fokkerij.
Om doordeweeks toch ook zijn pleziertje te hebben, gaat Jelle naar de Amsterdamsche Manege om onder het zadel te rijden. Hij is betrokken bij die manege en wanneer deze in 1932 het gouden jubileum viert met een ruiterfeest, laat Jelle een span Friese paarden en een beugelsjees overvaren om zelf in Fries kostuum op te treden. Het is een opzienbarende vertoning.
1933, het zijn tijden van nieuwe voorspoed. Zoontje Huite Jelle komt ter wereld. En de opening van de Afsluitdijk voor het verkeer maakt de reis van en naar Amsterdam aanmerkelijk korter: voordien verliep de reis over de Zuiderzee met de veerdienst Enkhuizen-Stavoren. Hendriks reed zijn broodheer op maandagochtend in het automobiel naar de kade van Enkhuizen; waren ze een enkele keer te laat, dan was het claxonsignaal genoeg om het stoomschip te laten omkeren en Alta alsnog mee te nemen. Zoveel respect dwong de bankdirecteur wel af, maar vanaf nu gaat de reis volledig met de auto.
Jelle Alta organiseert in 1936 zijn eigen concours hippique op de Riniastate, eigenlijk niet veel meer dan een woensdagmiddag met enkel- en dubbelspannen en een rijrubriek.


De Oost-Friese hengst Cesar tijdens de jaarlijkse hengstenmonstering op de Riniastate. Uit Fan Frsyke Groun 15-3-1935. (Bron beeld: www.langsdeluts.nl)


Zo’n honderd boeren uit de omgeving komen kijken naar de Friese hengst Manus.


Nieuwsblad van Friesland 19-3-1941.

Optredens met de sjees
In Amsterdam ervaart Jelle hoe burgers in toenemende mate interesse krijgen in het paardrijden, en niet alleen in de grote stad. Ook de jongedames Alta ontdekken hun liefde voor het paard. Stalbaas Hendriks geeft ze les. Onder het motto ‘Laat U in Gaasterland te paard zien’ neemt vader Jelle in 1937 het initiatief om in Gaasterland een vereniging op te richten onder de vlag van de Federatie van Landelijke Rijverenigingen. Met zijn dochters als fanatieke leden. In navolging hiervan komt anderhalve maand later in Huis ter Heide, op initiatief van burgemeester Hopperus Buma, een soortgelijke rijvereniging van de grond, ‘De Oorsprong’.
Jelle Alta heeft het druk, want het concours hippique in het Gelderse De Steeg zet een rubriek voor Friese beugelsjezen op het programma, als eerste concours buiten Friesland. “Het is de heer J. H. Alta van Oudemirdum geweest, die het bestuur heeft geïnspireerd tot een dergelijk nummer en wien dienaangaande dan ook openlijk de lof werd gebracht voor het tot stand komen er van. Een vijftal spannen maakte hun opwachting voor de jury, allen rasechte paardenmenschen, maar die niettemin voor een niet-alledaagsche taak gesteld werden. Na eenige rondjes over het groote terrein te hebben gereden, werden de representanten voor de tribune opgesteld en de bekroningen uitgereikt. De oranjestrik viel ten deel aan den heer en mevrouw K. Jansma te Heeg, die met het bekende span Haitske en Jiskje furore maakten. Als een klok marcheerden de beide merries met actie en bravour. Ze hadden hun dag. De heer Jansma kwam tevens in het bezit van den Frisia-wisselbeker, die dus op een volgend concours-hippique wederom door hem verdedigd zal moeten worden. Hierop volgde de heer J.H. Alta te Oudemirdum, die met de bekende Koekoek en de 3-jarige Obertha den rooden strik veroverde. Van deze combinatie is Koekoek superieur, en ze zal haar spangenoot nog wel even moeten leeren, indien deze haar partij zal kunnen geven.” Met bovendien het spelen van het Friese volkslied in De Steeg concludeert de Leeuwarder Courant: “Inderdaad een gouden dag voor het Friese Paard.”
Na de optredens in De Steeg neemt Jelle de beugelsjezen mee voor een optreden op het concours hippique in Den Haag. Hij valt er in zijn Friese kostuum en met de Friese merries Koekoek en Obertha op bij het altijd deftige Haagse publiek. Joke zit naast hem op de sjees en in zijn hand heeft Jelle de in Dokkum gewonnen gouden zweep. Hoeveel trotser kun je zijn. In Den Haag maken ze ook kennis met ritmeester Charles Pahud de Mortagnes, meervoudig Olympisch kampioen en de belangrijkste Nederlandse ruiter in die tijd. Jelle nodigt hem uit voor het concours hippique in Rijs. In oktober 1937 is er een keuring van afstammelingen van de hengsten die op de Riniastate er ter dekking staan: Cesar, Apollo, Terenus en Manus.


Jelle maakt reclame voor het Friese paard op het concours in Wassenaar 1939.

Landelijke Rijvereniging Gaasterland
Een jaar later trekt Jelle opnieuw de knip. “Door de Fa. Gebr. v.d. Haar te Zeist is dezer dagen aan den heer J.H. Alta, verkocht de vierjarige ruin Apollo als spangenoot bij de bekende Olympus die wij vorig jaar reeds eenige malen op onze C.H. hebben gezien en toen al reeds als driejarige eenige successen boekte. Wij bewonderden bij de fa. v.d. Haar de beide ruins bij elkaar en zagen zelden een beter passend span, niet alleen wat maat, maar ook wat kleur en afteekening aangaat. Beiden zwart stekelharig met breede blessen en hooge witte beenen zullen zij zeker niet nalaten ook door hun verheven gangen indruk te maken. En nu voor de hackneyliefhebbers het verblijdend bericht, dat de heer Alta gelijktijdig van de fa. v.d. Haar de bekende hackney Dainty Lady kocht.” (Paardensport en Fokkerij 7-4).
De negenjarige Dainty Lady, vorig jaar nog uitgebracht door Van de Haar, wint op z’n gemak op het concours in Amsterdam in de open klasse met vijftien deelnemers. Ze is de ongetwijfeld hoge aankoopprijs waard door onder andere de oude Bingley Victor van Bultman en Gelria van mevrouw Velstra-Palsma achter zich te laten. Nog glorieuzer is misschien wel de overwinning van Dainty Lady in Groningen, waarbij ze in een ‘match à deux’ het opneemt tegen Elza, de topper van D.E. Mellema uit Finsterwolde. Ondertussen heeft Alta nog altijd ‘gewone’ tuigpaarden: de Oldenburgers Apollo en Olympus maken na een paar concoursen alweer plaats voor het span Upacha en Ziezoo. Een langere carrière is het in Nederland gefokte landbouwtuigpaard Upacha beschoren. Deze stevige dame wint in Utrecht haar rubriek.


Upacha op het concours in Utrecht, gereden door Hendriks en naast hem Tet Alta. (Nederlandsch Landbouwweekblad 14-10-1938).

In de eerste week van augustus leggen de leden van de Landelijke Rijvereeniging Gaasterland hun ruitergelofte af op de Riniastate en er vindt een officiële vaandeluitreiking plaats door freule van Swinderen als zijnde beschermvrouwe van de vereniging. De freule spreekt: “Het is voor een zeer gewichtige gebeurtenis dat wij hier hedenavond bijeenkomen en ik reken het mij tot een voorrecht Uw Vereen, straks haar vaandel te mogen uitreiken.”


Jelle Alta als ruiter voorop bij een festiviteit op eigen terrein.

Joke blijkt van de kinderen Alta het meeste talent te hebben. Met haar favoriet Back Pearl reist ze naar concoursen in Amsterdam en De Steeg om er deel nemen in de rubriek ‘elegantste rijpaard, lichte klasse’. Het is een bescheiden nationale carrière met dit paard, die ze na de oorlog voort zal zetten.


Tet op de schimmel Erica, en Joke met Therenus in 1935.

Nieuwsblad op bezoek
Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog keert Dainty Lady terug naar de gebroeders van der Haar, die haar doorverkopen aan Jacques Rijks in Nijmegen – Rijks zal haar na de oorlog tot in 1950 met groot succes blijven uitbrengen.
Het Nieuwsblad van Friesland; Hepkema’s Courant doet op 4 april 1941 verslag van een bezoek aan de Riniastate: “Een rijke paardenhuishouding, dat was het waar de heer Hendriks, de toegewijd verzorger van alle paarden- en ander materiaal, ons binnenleidde, ons met zijn groote vakkennis – vrucht van jarenlange ervaring in onderscheidene renstallen – voorlichtte en aardige dingen vertelde uit een loopbaan, die men op zijn minst ‘nijsgjirrich’ mag noemen.
Het allereerst dan, wat ook den leek het meest frappeert, is de tuigenkamer. Daar hangen zoo’n 24 complete paardentuigen, keurig op twee rijen onder elkaar aan den wand, prima verzorgd, piekfijn in orde om zóó op het paard te werpen. Dat zijn enkele tuigen, dubbele, en voor vierspan. Ook nog tuig voor de krompaneelen chais met sneeuwwitte leidsels. Als geheel treft zoo iets. Vooral in dezen modernen tijd.
Bij tuigen behooren ook wagentjes. Ze zijn er en in diverse soorten en ook zoo om in te stijgen, niet bedekt met hoezen of stof, maar proper en gereed om uit te rukken naar verkiezing. ’n Aardig concourswagentje, met twee vingers wel heen en weer te bewegen, ’n dogcart, licht en sterk, en nog meer van die sierlijke maaksels, om er mee ‘kening op ‘e wei’ te wezen op een prachtigen zomerschen dag. En twee prachtige arresleden met tuig voor geval er twee voet sneeuw mocht liggen en men toch ook wil genieten van het landschap in wintertooi. Vervolgens naar de paarden, die, wat men denken kan, behoorlijk gehuisvest zijn, maar, niet grenzende aan het koetshuis. Daar moet ruimte wezen, daar is een open manege en midden in dit gedeelte park zijn dan de stallen en maken wij kennis met Marius, Prachtwald en nog een paar andere Arabische paarden benevens het concourspaard Upacha. Marius is een glimmend zwarte Friesche hengst, op en top en heeft forsche mooie lijnen en is iets meer temperamentvol naar het ons voorkwam dan anderen. Prachtwald maakt ook op den niet deskundige een voornamen indruk, ’t Is waar, dat in den stal niet de krachtige schoonheid tot volle uitdrukking komt, maar de jury kende hem te Leeuwarden ƒ 100 premie toe benevens ƒ 300 invoerpremie: wel bewijs, dat deze hengst, in Frieslands Zuidwesthoek van groote beteekenis wordt geacht voor de fokkerij. De beide Arabieren moesten nog door den zorg van den heer Hendriks tot grooter volkomenheid worden gebracht. Zij zijn later ontwikkeld en op 3-jarigen leeftijd begint hun ontplooiing pas. Natuurlijk wordt hier paardensport beoefend, hier bestaat een landelijke rijvereeniging en de dochters des huizes zijn daar toegewijde leden van. Hier kunnen rijders zich uitleven, hier ketst de hoef niet op hard asfalt en hier kan men zijn eigen weg kiezen, desnoods door de weide.
Wij hoorden zoo ook nog het een en ander de voornaamste prestaties van den stal Rinia. En hieraan kunnen wij nog toevoegen, dat reeds de volgende week deze collectie wordt verrijkt met twee jonge merries, die werden aangekocht van Roelof Lettinga te Stiens, genaamd Germea, kampioen ster, en Toteline, tezamen een dikke ƒ 6.000 gekost hebbende en verreweg de duurste paarden van dezen boeldag.”

Joke in het verzet
Het Nieuwsblad gaat verder: “Verder maakten wij nog kennis met een modelboerderij te Rijs, waar onder leiding van den bedrijfsboer Draaisma een 50 stuks koeien wordt gehouden. Een bedrijf van een paar honderd p.m. groot, dus breed opgezet. Moderne stallen, en -wat wel een unicum is- wit betegelde muren rondom van den vloer tot den zolder. Prima verzorgd vee. De algemeene indruk: it kin better út ‘e romte as út ‘e krapte.” Jelle Alta heeft niets met koeien, alleen het feit dat het beste melkvee indruk maakt op de gemeenschap is voor hem genoeg om er in te investeren. Hij laat zich er graag op voorstaan wat het allemaal kost. Met dezelfde ijdelheid koopt hij Friese hengsten en zet een hengstenstation op.
In de oorlogsjaren die volgen staan de bovenlander Tienko, de Friese Waling en Gijsbrecht, een zwarte kleinzoon van Gambo, ter dekking op de Winia-state. De bezettingstijd brengt ook gasten met zich mee: de olympische ruiter Charles Pahud de Mortanges en tal van andere sportruiters brengen paarden naar Oudemirdum om er te laten ‘onderduiken’. Veertig paarden van derden staan er, in conditie gehouden door Tetje en Joke. Die bezigheden vallen echter in het niet bij de ondergrondse activiteiten van de jongste dochter Joke, die in Friesland het verzet financiert namens het Nationaal Steun Fonds (NSF). Achttien jaar oud is ze als de oorlog uitbreekt. Met haar uitstapjes naar Amsterdam en naar de concoursen is ze voor haar leeftijd al aardig wereldwijs, maar het moet in de jaren die volgen ongetwijfeld zeer spannend zijn geweest. Joke maakt meerdere reizen naar Amsterdam en terug voor het halen van geld en cheques die zij via de Nederlandsche Bank in Leeuwarden int. Soms vervoert mejuffrouw Alta een koffer vol bankbiljetten, omdat de briefjes van vijfhonderd en duizend gulden uit de roulatie zijn genomen. Ze leert bij het NSF en dus in het verzet haar toekomstige echtgenoot Rijk Johan Hendrik Keij kennen en zal in 1981 voor haar verzetswerk als een van de eersten het verzetsherdenkingskruis toegekend krijgen.

Pony’s met een chartervlucht
In het jaar na de bevrijding overlijdt echtgenote en moeder Jacoba Margaretha Johanna van Egmont op 51-jarige leeftijd. Het zal dan nog even duren voor de concourspaarden terugkeren naar de Riniastate. “Doordat de bekende concoursmerrie Winda, zw. w.v. (zwart met witte voeten, red.) van de heer Velstra, in handen overging van de heer Alta, kwam het Noorden in het bezit van een prachtspan voor de open klasse. Winda naast Ultramarin was een openbaring. Prima passend, gaan ze met veel actie en bravour en betekenen ze een grote aanwinst.” (Weekblad de Paardenwereld 23-12-1948). Jelle richt zich vervolgens op hackney’s in de kleine maat: Hurstwood Endavour, Walton Security en Johnny Assington.
En hij laat zich bovenal leiden door zijn eigen kinderen: “Goed nieuws voor kinderen die willen paardrijden! Thans is het dan zo ver: Op 1 augustus j.l. is het Nederlandse New Forest Pony stamboek opgericht. Voorzitter is de heer J.H. Alta, aan alle concours-bezoekers wel bekend als eigenaar van uitstekende hackney’s, terwijl zijn zoon hem als secretaris-penningmeester ter zijde staat. De heren Alta hebben een paar weken geleden een aantal New Forestpony’s uit Engeland geïmporteerd: een hengst met negen drachtige merries.” (Algemeen Handelsblad 24-8). De tien Engelse pony’s komen met een chartervliegtuig aan op vliegveld Zestienhoven bij Rotterdam.
De heren mogen dan met de eer gaan strijken, het is Joke die de echte passie heeft en het werk doet. “Mevrouw J.M.J. Key-Alta in Oudemirdum (in de paardenwereld zeer bekend) heeft het initiatief genomen voor de invoer van New Forest pony’s (waaronder één hengst) uit Engeland. Vorige week zijn negen merries en een hengst op het buiten van haar vader Alta Rinia State in Oudemirdum gearriveerd, waar zij tweemaal 24 uur in quarantaine moesten blijven, alvorens zij voor het grootste deel vervoerd werden naar fokkers in andere delen van ons land: Groningen, Zeeland en Almen. De hengst en een merrie zijn in Oudemirdum achtergebleven. Mevrouw Key is op de gedachte gekomen een nieuw pony ras in te voeren, doordat zij bij de landelijke kampioenschappen in Utrecht een groot aantal kinderclubjes zag optreden, die alle Shetland pony’s bereden. Deze pony’s zijn eigenlijk te breed en te laag en niet geschikt voor grotere kinderen. Bovendien zijn het geen rijpaarden. Zij wilde kinderen laten rijden op pony waarmee zij iets kunnen presteren en waar zij werkelijk op kunnen rijden. Na uitgebreid te hebben geïnformeerd kwam zij tot de conclusie dat de New Forest pony het geschiktste zou zijn voor haar doel. Het is de bedoeling met deze pony’s te fokken, om een geschikt kinderrijpaard te krijgen. Mevrouw Key heeft de merrie Muteford Princess op haar boerderij en haar zuster, mejuffrouw T. Alta, een bekend fokster van Shetland pony’s, heeft de hengst, Merrie Mistral.” (Friese Koerier 9-8-1957).

Na een kort ziekbed
Omdat de wetgeving op het gebied van dekhengsten niet anders toestaat, moet een ponyhengst dezelfde weg bewandelen als de grote warm- en koudbloedhengsten. “De bijzondere keuring van de New-Forest-pony hengst Merrie Mistral van J.H. Alta te Oudemirdum had als uitslag natuurlijk de goedkeuring. Hengst werd in sobere maar nette conditie voorgebracht”, schrijft het Nieuwsblad van het Noorden in 1958 na afloop van de algemene hengstenkeuring in Zwolle, waarmee Nederland een primeur had. Merrie Mistral – roepnaam Japie – en ‘Frisian Forest’, zoals Joke haar fokkerij noemt, plaveien de weg voor de New Forester, een ponyras dat ook in Nederland een grote vlucht gaat maken als kinderrijpony en in de aangespannen sport.
In augustus, het concours in Groningen, kan vader Jelle nog volop stralen. De freelancers Hein Dieckman, Jacques Rijks, Alta junior en, jawel, de nog altijd trouwe stalbaas Hendriks brengen de hackney’s voor hem uit in de showring. Het laatste optreden is precies een jaar later, in 1959, eveneens in Groningen: Hendriks eindigt met Walton Security op de vierde plaats en daarmee komt na 35 jaar een einde aan concoursstal Alta. Voor Hendriks eindigt een dienstbetrekking van 33 jaar.
“Na een korte ziekte is vrijdag in Amsterdam op de leeftijd van 78 overleden de heer Jelle H. Alta uit Oudemirdum, die het dus niet beschoren is geweest zijn laatste levensuren door te brengen op zijn geliefd Rinia-State. In Amsterdam werkte en woonde hij, maar in Oudemirdum leefde hij, want deze zoon van Hemelum was met al zijn vezels gebonden aan de Zuidwesthoek. Daarom heeft hij zich ook nimmer definitief in Amsterdam gevestigd, waar hij wel een huis had. Elk weekeinde verbleef hij echter op Rinia-State. In Amsterdam heeft hij zich volop in de financiële wereld bewogen. Hij was directeur van de firma J. Alta & Co en directeur van de Friesland-Holland Bank n.v., een hypotheekbank. In Friesland kende men de heer Alta vooral als groot liefhebber van paarden. Trouwens hier niet alleen, in heel het land heeft hij als zodanig een grote bekendheid genoten. Zijn liefde is vooral uitgegaan naar de hackney’s, waarmee hij tot op hoge leeftijd op concoursen hippique is uitgekomen. Op die wedstrijden heeft hij vele prijzen gewonnen, terwijl hij in organisatorisch opzicht ook veel voor de paardensport heeft gedaan. De landelijke rijvereniging Gaasterland benoemde hem wegens zijn vele verdiensten tot erevoorzitter. Leden van deze vereniging zullen zijn stoffelijk overschot dinsdagmiddag grafwaarts dragen”, aldus de Leeuwarder Courant op 25 november 1963, en zo geschiedde: veertien ruiters lopen in rijkleding naast de lijkkoets met twee Friese paarden vanaf de Riniastate naar de begraafplaats.


Jelle Huites Alta (1885-1963); ringmeester op eigen concours in 1936.

Drie kinderen
Daarmee is het verhaal nog niet afgelopen, want de naam Alta leeft in de paardenwereld voort met de drie kinderen. Ze wonen alle drie in de omgeving van de Riniastate; het grote huis mocht dan gehuurd zijn, hun vader had te pas en te onpas land en boerderijen aangekocht als belegging. De zussen blijven actief in de ruiterij en Joke specifiek met haar ponyfokkerij. “Een New Forest Pony, als geschenk. Het mooiste Sint Nic. cadeau voor Uw kinderen. Een lieve makke, betrouwbare pony, gefokt door leden van het New Forest Stamboek”, adverteert Joke eind november 1968. Met haar tomeloze inzet voor de ponysport en de landelijke ruitersport verdient zij bijna twintig jaar later, in 1987, als eerste de titel ‘Frysk Hynstefrou’. Ze is er uiterst bescheiden over: “Ik ben diep onder de indruk en stomverbaasd. Mijn voorgangers waren bijna allemaal kampioenen, terwijl ik wat rommel in de marge.”
De derde in het gezin, Huite Jelle, leeft als eigenzinnige landgoedeigenaar van onder meer het Lycklamabos, dat in 1998 als legaat in handen komt van Natuurmonumenten. Hij haalt de krant door zestig jaar lang gastheer te zijn voor de reünie van zijn vroegere klasgenoten op het Gereformeerd Gymnasium in Leeuwarden, en door het resoluut wegjagen van een curator na een faillissement. Ook in de paardensport doet Huite eind jaren zeventig, begin jaren tachtig mee, met een vierspan Connemara-pony’s. Zijn schimmels zijn zelden echt schoon, het tuig is ongepoetst en de resultaten zijn ook al niet om over naar huis te schrijven. Maar dát hij met pony’s meerijdt tussen de grote paardenvierspannen is wel een bijzonderheid. “Een wat zonderlinge man en met rommelige koetsen, tuigen etc. Hij had er wel plezier in maar niet zulke goede resultaten naar ik me herinner”, aldus Eyk Backer, de andere ponyvierspanrijder van het eerste uur.
Het is sowieso ‘een bijzondere familie’, zegt tot slot Piet Ensing, weduwnaar van Annie Dooper uit Oudemirdum. Annie werd geboren op de modelboerderij van voorheen Alta en kreeg tegelijkertijd paardrijles van de beste instructeurs die vader Alta voor zijn dochters inhuurde. Piet en Annie verzorgden de vrijgezelle en kinderloze Tet als mantelzorgers tot aan haar dood. En dezelfde goede dienst bewezen ze Huite Jelle. Vandaar dat Piet het kan weten: een bijzondere familie.

 
Het enige dat van de volle prijzenkast is overgebleven in de familie.

Foto boven: Jelle Alta in de jaren vijftig met de kleine maat hackney’s Hurstwood Endavour en Walton Security.