‘Oogverblindend’ moet de opdracht zijn geweest aan Juncker in de Amstelstraat. De Amsterdamse tuigenmaker had ervaring met het inleggen van ivoor en andere technieken om iets bijzonder te vervaardigen. Het ontsteeg het ambacht van de doorsnee zadelmaker. Ook het ‘zilveren’ spantuig voor het huwelijk van Baron van Tuyll van Serooskerken en Barones van Utenhove zou geen ander hem evenaren, met name door de unieke bus-passanten. De huidige bezitter, de verzamelaar Cor Brouwer uit het Zeeuwse ‘s-Heer Hendrikskinderen, weet nu eindelijk de achtergrond van zijn bijzondere collectiestuk.

Cor Brouwer (geboren 1940) kocht zijn fraaiste spantuig in 1968 bij Schout in Vlissingen. Voor vierhonderd gulden. De gebroeders Schout hadden het al eerder aangeboden tijdens de opheffingsverkoop van hun stalhouderij in 1952, maar toen bracht het te weinig op en trokken ze het terug uit de verkoop om vervolgens ongebruikt te laten hangen, bijeengebonden met strotouwtjes aan een zolderbalk. In de decennia daarvoor had de stalhouderij het intensief gebruikt voor bruiloften en partijen en dat was te zien aan de slijtage. Het tuig hoorde bij een coupé d’Orsay van het echtpaar Van Tuyll van Serooskerke, weet Brouwer te vertellen, en die coupé diende als bruidskoets bij Schout tot de Tweede Wereldoorlog uitbrak. De Slag om de Schelde vond plaats: “Bij Vlissingen is zwaar gevochten achter de dijk, waar Schout zat. Door de bombardementen van de Engelsen vielen er veel slachtoffers onder de Duitsers die zich achter de dijk hadden verschanst. Met die coupé zijn de gewonden afgevoerd, bij gebrek aan paarden trokken de Duitsers de wagen zelf. Maar de bekleding zat hierdoor helemaal onder het bloed. Duits bloed. Dus bij de verkoping na de oorlog wilde niemand het rijtuig hebben en is het voor het oud-ijzer weggegaan.”

Solderen ging niet meer
Het tuig resteerde dus nog en Brouwer realiseerde zich dat het iets bijzonders was. Uiteraard door het rijke beslag en de alliantiewapens, maar vooral door de verzilverde en gegraveerde bus-passanten. Volslagen uniek. “Ook bijzonder zijn de schoftjes, met rood trijp bekleed aan de onderzijde. Ik heb dat nog niet eerder gezien”, glundert Brouwer die voor de keuze stond om het in de abominabele staat te laten of om het leerwerk te laten vervangen. “Het was voor de oorlog al niet meer compleet”, verontschuldigt hij zich, dat hij de keuze voor het laatste maakte. Peter Kallenberg uit Leiden kreeg de opdracht. En Brouwer vond een vakman die de zilveren passanten kon reproduceren. “Met name de opvallende, waar de strengen doorheen gaan en waar de naam Juncker op staat, aan de binnenkant waren kapot. Solderen ging niet meer.”
De naam ‘Juncker’ deed Brouwer vermoeden dat het om een Duits tuig ging, ook vanwege de on-Nederlandse versiering, al liet het hem niet los wie precies de maker was en waarom het zo was gemaakt. Een oproep in het Belgische tijdschrift Paard & Rijtuig voor meer informatie leverde niets op. Tot de Stichting Hippomobiel Erfgoed in februari 2021 een online artikel (klik om te lezen) publiceerde over geschiedenis van tuigenmaker Juncker in de Amsterdamse Amstelstraat en er vervolgens bij Peter Kallenberg een belletje ging rinkelen. Inmiddels weet Brouwer meer over de maker én de eerste bezitters.

Brakken en balken
Die eerste bezitters, Jan Maximiliaan baron van Tuyll van Serooskerken, heer van Vleuten (1838-1904) en zijn echtgenote Louise Anna Elisabeth barones van Utenhove (1843-1933) kwamen beiden uit Amsterdam. Hun tuig draagt een combinatie van heraldische wapens: een zogenaamd alliantiewapen, bestaande uit het schild met de drie hondenkoppen (brakken) van Van Tuyll, vastgehouden door een wildeman, en het vrouwelijke, ronde schild met ‘tweelingbalken’ opgehouden door een leeuw. Boven het wapen is een baronnenkroon met zeven parels aangebracht. Het spantuig telt liefst 28 van deze wapens ter grootte van een handpalm, bijvoorbeeld op de zogenaamde ‘zweefriem’, een ornamentele, dubbele lepel aan de rugriem.
De reden van het alliantiewapen op het tuig zal niet alleen zijn te verklaren door de gelijke adellijke rang van de partners, maar misschien nog wel meer door het kapitaal dat Van Utenhove inbracht: daaraan dankte het echtpaar Van Tuyll de buitenplaats Bosch en Vaart. Het tuig met de opvallende en grote alliantiewapens laat aan de ‘wereld’ zien dat de maatschappelijke positie en het kapitaal van de Van Tuylls en de Van Utenhove’s was veiliggesteld door het huwelijk van de beide echtelieden op 23 november 1871.

Onwettig weglopen
Na hun huwelijk trokken ze in bij haar ouders op Bosch en Vaart in Heemstede, met als buren van mevrouw Van Merlen en Van Tuyll’s broer op het aanpalende Velserbeek. Er gebeurde niet veel dat de krant haalde, hooguit dat in 1880 een dief er al het zilverwerk weghaalde, behoudens het tuig… Een jaar later liep de boef tegen de lamp. Een ander akkefietje deed zich voor in 1890 met het ‘onwettig weglopen’ van de palfrenier op Bosch en Vaart, waarbij de reden uiteraard discreet in het midden bleef. Koetsier op Bosch en Vaart was Hendrik Benkemper (1839-1911), de zoon van een wijnkoopman, die net als zijn vrouw Margaretha Louwerens (1832-1908) was meegekomen met de Van Tuyll’s uit Amsterdam. Die Amsterdamse relaties verklaren gemakkelijk waarom er in het koetshuis van Bosch en Vaart tuigen van een Amsterdamse tuigenmaker aan de muur hingen, en met name dat schitterende galatuig. Het is aannemelijk dat het tuig en de coupé alleen in Heemstede zijn gebruikt. Het past bij de status van de voorname families die daar aan de rand van het duingebied woonden, richting Bloemendaal, en het zal dan ook niet zijn gebruikt voor een bepaalde functie van Van Tuyll; de titel Heer van Vleuten was er een op papier. Het kwam misschien een zeldzame keer uit de kast voor een jubileum of trouwend neefje of nichtje.

Naar Brussel
Van Tuyll ging de diplomatie in en dat bracht hem als gezantschapssecretaris 1ste klasse in Brussel. Om die reden maakten ze in 1895 het huis leeg, moest de koetsier na al die tijd trouwe dienst verhuizen en stond het span paarden (gekruist Hongaars volbloed) te koop. Hendrik ging daarna met pensioen en kreeg een levenslang uit te keren jaarlijks pensioen van niet onaardig ƒ128,-, waarmee echter het recht om in de koetsierswoning van Bosch en Vaart te wonen kwam te vervallen. Een andere familie nam zijn intrek op Bosch en Vaart in Heemstede, officieel adres Wagenweg Haarlem, maar het huis bestaat niet meer. In Brussel leefde het echtpaar enigszins anoniem, ze zullen er een maandequipage hebben gehad en tegen de tijd dat hij er overleed en zij -roepnaam Louise- naar familie in Zeist vertrok was de auto usance. De baron en barones bleven kinderloos.

Over hoe hun galatuig van Heemstede in Vlissingen terechtkwam is niet duidelijk, maar het zal een omzwerving zijn geweest: wanneer stalhouder C.W.A. Schout aan de Onderstraat in 1926 de voorbarige stap nam om paarden en rijtuigen in te wisselen voor automobielen (‘tengevolge van omzetting in autobedrijf’) had hij nog geen bijzondere stukken als een rijtuig ‘in de riemen’ of een zilveren galatuig in de verkoop. Het verging hem -in 1933 volgen zijn zonen P.W.A. en G.L.F. hem op- als vele collega’s: enkele jaren later kochten ze door schaarste aan brandstof en de vordering van auto’s voor het leger opnieuw aftandse paarden en rijtuigen om te blijven rijden. Ergens in die tijd doken coupé d’Orsay en het bijbehorende tuig op.

Van de burgemeester
Nadat Brouwer het tuig in handen kreeg, zocht hij contact met een Baron van Tuyll van Serooskerken, een nazaat van de voormalig burgemeester van Voorburg. Die wees hem in de richting van familie in Zeist en gaf hem een doos met twee prachtige nestels: uit rood garen en zilverbrokaat gevlochten koorden als versiering van de jassen van koetsier en palfrenier. Op een oude foto is te zien hoe ze zijn gebruikt voor de equipage van de burgemeester. De koorden passen bij het tuig. Evenals twee kokardes voor op de hoeden van het stalpersoneel, weliswaar door de eeuw heen bevuild geraakt, maar onmiskenbaar in de familiekleuren rood en zilver. In dezelfde kleuren maakte Brouwer twee schabrakjes voor onder de schoftjes van het tuig, kleine kleedjes om de onderkanten van rood trijp te beschermen.
Cor Brouwer is in het dagelijks leven meubel- en rijtuigstoffeerder in ‘s-Heer Hendrikskinderen. De paarden, rijtuigen en het verzamelen van relevante spulletjes zijn voor hem hobby, al heeft hij voor zijn zoon Jeroen (geboren 1975) een stalhouderij in het leven geroepen: de Goesche Rijtuig- en Automobiel Maatschappij. Een zeldzame keer mag Jeroen het galatuig en de versierselen voor het livrei gebruiken, net als het ooit in Heemstede was gebruikt. Vader Brouwer mag er dan gerust een week voor uittrekken om het zilverwerk tot in de finesse te poetsen. “Maar ja, hoe fraai onze coupé ook is, het is natuurlijk niet zo indrukwekkend als het met de coupé d’Orsay is geweest”, verzucht Brouwer over wat niet meer terugkomt. Voorzichtig heeft hij het tuig in dekens ingepakt en opgeslagen, het zilver zwart uitgeslagen, wachtend op die ene dag dat het kan schitteren in de zon.

 

   

 
Bij het tuig kreeg Brouwer de nestels voor het koetsierslivrei van de familie Van Tuyll van Serooskerken.


Louise Anna Elisabeth barones van Utenhove (1843-1933).


Nieuws van den Dag 3-10-1890.