Op tafel ligt een grootbladige catalogus met fournituren voor de zadel- en tuigenmaker. Pagina’s vol met alle soorten musketonhaken, bitten en leidselsleutels. Gespen met leer omkleed, dubbel, enkel, vierkant of rond. Complete tuigen ook. Maar: ‘Aan particulieren wordt niet geleverd’. In de catalogus staan producten van buitenlands fabricaat, waar de Maastrichtse groothandel Kalse & Wald het agentschap voor heeft. In de periode tussen de twee wereldoorlogen ging die groothandel door import de concurrentie aan met de Nederlandse producenten.

Dat Adam ‘iets’ met leer zou gaan doen lijkt voorbestemd als zoon van een Groninger zadelmaker. Vader Joannes Petrus Wald (1846-1921) zat in het vak vanaf 1869 en nam de moeite om in 1908 met een stand op het concours hippique in Den Haag te staan, tot plezier van het Algemeen Handelsblad: “De firma Neyenhuis te Deventer en ook de Engelse firma Mills hadden tal van rijtuigen in alle genres geëxposeerd. Wald, de bekende zadelmaker uit Groningen, had een practische uitstalling, waarin men gewoon alles kon vinden wat betrekking heeft op bitten, tuigen, zadels enz. enz.; ook de Sandown bandages vielen zeer in onzen smaak; zij zijn practisch en kwetsen de pezen niet; zo zijn gemakkelijk aan te leggen en laten onder het lopen niet los. Wij zagen een uitstekend toestel om merriën het slaan met de achterbenen te verhinderen. Het magazijntje van den heer Wald werd druk bezocht door binnen- en buitenlandse paardenliefhebbers.”

Drie jaar later richt vader Wald zelfs een showroom in, in het gebouw van paardenhandelaar Jack Washington aan de Casuaristraat in Den Haag. De clientèle komt van Tilburg tot Smilde. De tuigen van ‘Wald’ zijn een begrip in Nederland. In februari 1913 is het zo ver dat vader van eenvoudige zadelmaker zo ver is gekomen dat hij ƒ 30.000,- aan aandelen in de ‘fabriek van zadels, tuigen en paardensportartikelen’, een NV, kan verdelen tussen zijn zoon Adam en een neef. Vader blijft aan als commissaris en denkt aan een verzorgde oude dag. Dat was echter wat te optimistisch, want twee jaar later gaat het al zo slecht dat het bescheiden winkelpand aan de Nieuwe Ebbingestraat 64 en het pakhuis aan de Noorderkerkstraat 3 in Groningen in de verkoop gaan. In 1919 is J.P. Wald failliet. Vader lapt de laatste twee jaar van zijn leven schoenen in het winkeltje ‘op de hoek’ aan de Nieuwe Ebbingestraat 50. Wat echter blijft is de faam van zijn tuigen die nog tientalen jaren later tweedehands als ‘Wald’ te koop zijn. Met die roem en zijn laatste centen pakt Adam (1871-1946) zijn biezen naar Maastricht.

In het midden het bescheiden winkelpand aan de Nieuwe
Ebbingestraat 64. (foto gemeentearchief Groningen)

Eind februari 1924 schrijven twee heren zich tegelijkertijd in bij de burgerlijke stand van de gemeente Maastricht: Adam gaat wonen aan de Brusselschestraat 118, en Herman Kalse, afkomstig uit Dordrecht en verhuist naar de Sint Hubertuslaan 49. De één noemt zich directeur van een handelsmaatschappij, de ander koopman. Wat ze gemeen hebben is dat het zonen zijn van een zadelmaker, die met elkaar een zakelijk avontuur aangaan.
Herman’s vader, Jan Hermanus Kalse (geboren 1846) mocht als Dortse zadelmaker mee in de Nederlandse afvaardiging naar de Wereldtentoonstelling in Parijs, 1878. Maar Herman (1879-1956) volgt hem niet op, hij begint een handeltje in carbidlampen en later in lederwaren.


In 1928 is de formele oprichting van de Naamloze Handelsmaatschappij Kalse & Wald. Het briefhoofd doet met termen als ‘import, export en gros fabricatie’ en agentschappen van West-Indië tot Parijs een multinational vermoeden. De beide vennoten pakken hun hun zaak serieus aan op aanvankelijk het adres Langs de Maas 20 en later in de imposante villa van de vroegere papierfabrikant Lhoëst aan de Bleekerij 52.

Villa Lhoëst

Daar zijn een kantoorbediende en de kantoorjuffrouw, eentje die kan stenograferen en typen, aan het werk, terwijl in het magazijn pakknechten en loopjongens, onder leiding van chef Jos Bisscheroux, met de kisten en dozen sjouwen. De magazijnmeester komt in 1929 te overlijden tot grote verdriet van de heren, die aan deze ‘toegewijde’ man zeer dankbare herinneringen houden. De overlijdensadvertentie doet vermoeden dat de chef al jaren voor de oprichting van de NV voor hen werkte. Het is een dozenschuifbedrijf: echt productie maken ze zelf niet. Zo komen de zadels bijvoorbeeld uit Engeland. Ze verkopen gespen, bitten en andere metaalwaren voor tuigenmakers, rijtuiglampen en scheermachines voor paarden, maar Kalse & Wald is vooral een grossier in lederwaren. Als ze op zoek zijn naar een agentschap in Suriname is het voor de handel in reiskoffers, lederwaren, hondenartikelen, rijzadels en harnachement voor rij- en jachtsport. Dat is dan voor de private sector, daarnaast leveren ze garnituren en tuigen aan het Nederlandse leger.

Advertentie in het weekblad De Boerderij van 12-10-1938.

In 1932 haalt de firma de krant met een inbraak: “Eenmaal was er reeds ingebroken in het villa-magazyn van de firma Kalse en Wald te Maastricht. Toen waren portemonnaies en dekens ontvreemd. De politie hield ’n waakzaam oog en op ’n nacht klommen twee mannen over de schutting ter plaatse. Plotseling klonk ’n schot, hetwelk naderhand bleek gevuurd door den kunstschilder J. v. d. P., die ter plaatse een villa bewoont en aan het merkwaardige gedoe der schuttingtoeristen aandacht had besteed. De beide vluchtelingen vielen de politie in handen.”
Blijkbaar wekt een villa en daarin een handel in goud- en zilverkleurige metalen een onweerstaanbare aantrekkingskracht op bij inbrekers, want in 1934 komt een 26-jarige Doetinchem-er via de kelder binnen om op kantoor een portemonnee met honderd gulden te stelen. Ook deze sukkel loopt in de handen van oom agent. In 1956 heeft het dievengilde meer succes en gaat er na inbraak vandoor met duizend gulden aan portefeuilles, aktetassen en andere leerwaar.
1956 overlijdt Herman Kalse op 76-jarige leeftijd nog ‘in het harnas’ als mededirecteur van het bedrijf, weduwnaar en op zijn beurt tien kinderen achterlatend. Zijn kompaan Adam Wald was al in 1946, 75 jaar oud, overleden. De familie Kalse zet het bedrijf voort tot begin jaren zeventig, al is aan hen het ambacht van de zadel- en tuigenmaker niet meer besteed.

Wat in ieder geval rest is villa Lhoëst als een prachtig, nog bestaand rijksmonument in Maastricht.

Voorkant van een zakelijke catalogus met fournituren voor de zadel- en tuigenmakerij.