Met het overlijden van Cornelis Stam komt er een plaats vrij voor een jonge rijtuigmaker in Loenen aan de Vecht. “Te koop: de van ouds gunstig bekende wagenmakerij, te Loenen a/d Vecht, met de daarbij behoorende gereedschappen en materialen. Te bevragen bij den notaris Evert van Beusekom Ezn., aldaar”, luidt de annonce in het Nieuws van den Dag op 12 maart 1875. Jan Winkelman heeft er het jaar volgend een ‘nieuw Utrechtsch wagentje met portieren, voor één en twee paarden, keurig afgewerkt en bijzonder licht’ te koop. Hij gebruikt in navolging van Stam de term ‘rijtuigmaker’ om het onderscheid te maken met de boerenwagenmakers in de Gooi- en Vechtstreek. Toch bestaat al in de tijd van Stam de klandizie vooral uit boeren en middenstanders, met ter afwisseling wat reparatiewerk aan de chiquere rijtuigen op de buitenplaatsen. Dat is wat Winkelman overneemt.

Over hoe het precies mogelijk is dat een 27-jarige de wagenmakerij over kan nemen is het gissen, mogelijk was hij in de leer als knecht bij Stam, want Jan Winkelman (1849-1937) komt uit een lijn van wagenmakers; zijn grootvader, ook een Jan, verhuisde als wagenmaker van Uitgeest naar Scherpenzeel. In 1878 heeft de jonge Jan wederom Utrechtse wagentjes te koop, ditmaal tweedehands, één bekleed met bruin leerdoek en voor zes personen, een ander voor vier personen met voorstuk (ook middenschot genoemd) en zakbare raampjes. Honderd gulden kost die laatste. Hijzelf heeft dat jaar een tilbury gemaakt, bekleed met blauw laken en afgewerkt met koperen leuning en naafbanden. Blijkbaar geeft de rijtuigenmakerij dan al voldoende garantie op een inkomen dat Jan Winkelman in het huwelijk kan treden met de 26-jarige Diderika van Stam, een bakkersdochter uit Weesp.
Huwelijk en zaak lopen voorspoedig. In 1878 krijgen ze prompt hun eerste dochter en komen er twee Utrechtse wagentjes en een ezelwagen uit de werkplaats, waarop Winkelman een jaar garantie geeft. De Utrechtse wagentjes zijn een specialiteit, geleverd in klein model voor ‘hitten’, in de grote versie met zijportieren, voor zes personen en afgewerkt met esdoorn panelen. ƒ 375,- kost een nieuwe.

Sociaal gezicht?
Opvallend zijn enkele advertenties van Winkelman in de eerste jaargang van ‘Recht voor Allen’, in 1879 opgericht als eerste sociaaldemocratisch krant en daarmee een betere verdeling van het kapitaal in de samenleving propagerend. Of Winkelman zo sociaal is of geen benul had van de insteek van de nieuwe krant? In datzelfde jaar zoekt hij zelf een ‘fatsoenlijke dienstbode als huishoudster’, met andere woorden, hij heeft zich met zijn gezin een plekje verworven in de betere middenstand. Zijn vrouw kan wel wat hulp gebruiken. In 1883 adverteert de rijtuigmaker niet meer in de socialistische krant, maar wel in het Nieuws van den Dag: “Wagenmakersknecht P.G., zes jaar in dezelfde betrekking, wenscht te veranderen, liefst buiten.” Brieven mogen gericht zijn aan Winkelman. De knecht werkt er dus al vanaf het eerste jaar dat Winkelman zijn rijtuigmakerij in Loenen oprichtte en zijn patroon doet moeite voor hem om ander werk te vinden. Het ‘buiten’ kan er op duiden dat de knecht in de werkplaats last kreeg van zijn longen.
Naast Utrechtse wagentjes en tilbury’s maakt Winkelman brikken met vaste of zomerkap en van oude onderstellen maakt hij ‘verenwagens’ die zijn bedoeld voor goederenvervoer. In de winter biedt hij arrentikkers aan. Als waardering ontvangt Winkelman ‘een diploma met ƒ 5,-’ voor zijn rijtuigen op de landbouwtentoonstelling in Loosdrecht in 1894. Het is op die plaatsen waar hij de beste reclame kan maken onder de boeren die een rijtuigje nodig hadden om naar de kerk en op visite te gaan.

Laatste hoofdstuk
In 1902 installeert Winkelman een petroleummotor in de wagenmakerij, dan gevestigd aan de Molendijk 8-8a, tegelijkertijd gaat hij de toevoeging ‘Stoom-, Wagen- en Rijtuigmakerij’ gebruiken. De petroleummotor wordt gebruikt om de machines aan te drijven, terwijl er een stoomketel staat om hout te buigen.
Jan en Diderika krijgen twee dochters en twee zonen, waarvan de oudste zoon Klaas afstudeert aan de Theologische Universiteit Kampen, als gereformeerd predikant dus. Vader’s hoop op een opvolger is daarmee gevestigd op de jongere Dirk (geb. 1892), die het ambacht van rijtuigmaker aanvankelijk wel ziet zitten. Maar wanneer Dirk goed en wel aan de slag kan is er geen behoefte meer aan nieuwe rijtuigen. In 1919 heeft hij zich toegelegd op de installatie van electrische huisinstallaties en bouwt zeven jaar later een winkel en woonhuis aan de Rijksstraatweg 109-111, waar een van zijn nazaten tot in de jaren zestig Zweedse roestvrijstalen pannen verkoopt als een belangrijke verbetering voor het werk van de huisvrouw. De achterkleinzoon van rijtuigmaker Jan is tolwachter bij de sluis in Nieuwersluis.
Het weinige werk van de wagenmakerij is in 1923 overgenomen door de gebroeders De Haan, die de oude petroleummotor vervangen door een 3 pk electromotor met zaagmachine en draaibank. Winkelman als rijtuigmaker is dan alleen nog in gebruik als ‘v/h Winkelman’.

Van deze maker zijn nog tenminste een verenwagen (kaasbrik) overgebleven die in 2007 door veilinghuis Hessink is geveild, en een Utrechtse (tent)wagen in bezit van Roberto Elsing uit De Meern.
Lees meer over de voorganger van Winkelman op www.hippomobielerfgoed.nl/2020/stam/

De bovenste foto is gemaakt in de Dorpstraat in Loenen aan de Vecht. Het is met enige zekerheid een rijtuig dat uit de werkplaats van Jan Winkelman komt. (coll. Utrechts Archief)


In volgorde: verenwagen (kaasbrik) in 2007 geveild door veilinghuis Hessink, advertentie in
Nieuws van den Dag 23-9-1876, en klein model Utrechtse (tent)wagen van Roberto Elsing uit De Meern.