Twee generaties Weterman & Van Brakel maken kostbare rijtuigen als landauers en eenvoudige zaken als een rolstoel. Maar ze leggen zich vooral toe op het maken van brikken met een kap. Dat worden de ‘Deventer koeken’ onder de rijtuigen. Vele tientallen zijn er aan de Kleine Overstraat gemaakt, zoals voor de gefortuneerde zakenman Jan Bernard van Heek uit Enschede, die zo’n brik aanschaft voor de lieve som van 1.120,- gulden, inclusief draadrubber op de wielen.

Weterman & Van Brakel aan de Kleine Overstraat, achter de Broerenkerk in Deventer, rijtuigmakers vanaf 1866. De grondleggers zijn Johannes Cornelis Weterman (1835-1925), zoon van een sjouwer, en kleermakerszoon Bernhardus Matthias van Brakel (1836-1919), beiden geboren en getogen in Deventer. Hun afkomst mag eenvoudig zijn, hun werk in aanvang niet, want in de werkplaats staan op 6 oktober 1872 een landauer, een vierspersoonbrik en een lichte coupé met ronde spiegelruiten: “alle nieuw model, in de grondverf, nog onbekleed en kunnen op aanvraag spoedig klaar worden gemaakt.” Ze maken phaetons, droschken en barouchettes met zijde bekleed. ‘Breacks’ leveren ze op Collings pattent-assen en met afneembare tentkap, zespersoons-oliewagens met zijportieren. Zo’n ‘oliewagen’ mogen we interpreteren als waarbij het blanke hout in de lijnolie is gezet, dat is gemakkelijk te onderhouden door de eigenaar zelf.
Om hun fabriek verder op poten te zetten lenen ze in 1878 ƒ 2.800,- van landbouwer Egbert Kloosterboer, landbouwer in Gorssel, tegen vijf procent rente per jaar, met het huis en de werkplaats als onderpand. Misschien is het geld gebruikt om een rolstoel te ontwikkelen, want op de Arnhemse Nijverheidstentoonstelling in 1879 laten de heren een ‘ziekenschuifwagentje, dat zoowel binnen- als buitenshuis diensten bewijzen kan, en er recht doeltreffend uitziet.’ Deze rolstoel is met blauw laken bekleed, heeft een beweegbare voetenplank en rubber om de wielen.

Familiebedrijf
Nog een greep uit het assortiment: in mei 1886 staan er een zespersoon-breakje voor een klein paard, en een grotere zespersoonsbreak ‘voorstuk met vallend raam’ nieuw in de werkplaats. Het aandeel van tweedehandsrijtuigen dat Weterman & Van Brakel aanbiedt neemt toe. Ook van eigen klantenkring, zoals een buurvrouw uit de Kleine Overstraat, de weduwe H. Buitenwerff, van wie na haar overlijden, naast een achtjarige merrie, ook een coupé-clarence (bekleed met Havana-ripszijde) en een Utrechts wagentje in de verkoop gaan. Beide rijtuigen zijn gebouwd in de fabriek van Weterman & Van Brakel. Fabriek wil zo veel zeggen als een werkplaats met machines aangedreven door één petroleummotor. Die motor laat een centrale aandrijfstang, die tegen het plafond door de werkplaats loopt, draaien en van daaraf lopen aandrijfbanden omlaag om naar behoefte draaibank, zaagmachine, wielenbank of boormachine in werking te zetten. Afhankelijk van het vermogen van de motor kunnen er één of meerdere machines tegelijk werken. Weterman & van Brakel ontwikkelt zich als echt familiebedrijf: Van Brakel’s zes jaar jongere broer Hendricus Harmanus (1841-1900) werkt er als wagenmaker, en de zonen van beide oprichters treden in het voetspoor van hun vaders.
Meest algemene rijtuig van kort na de eeuwwisseling dat ze maken is een zespersoonsbreak of -brik ‘geolied werk, voorzitting onder de kap, voorstuk met vallend raam, kap en voorstuk afnemend, met patent assen, voor één paard’. Het is het handelsmerk, waarmee ze op de landbouwtentoonstelling in Deventer 1909 een eervolle vermelding halen. Bijzonder ingewikkeld is het model niet, met een bak gemaakt uit iepenhout, de wielen van eiken, Duitse assen (fabricaat Dörflinger Mannheim) en het tentdak van wasdoek. Dit weten we aan de hand van het exemplaar dat in 1977 is gedocumenteerd door de Werkgroep Historisch Gerij.

Monsters per post
Het zal mogelijk een vergelijkbaar rijtuig zijn geweest dat in 1905 aan Jan Bernard van Heek, van de in aanbouw zijnde villa Zonnebeek, is geleverd. Weterman & Van Brakel doen hiervoor een prijsopgave van ƒ 1.120,-, waarvan honderd gulden voor kabelbanden (rubber met een staalkabel als kern) van het fabricaat Talbot, geleverd uit Brussel. De prijs is inclusief zwengen en lampen met bol voorglas. Ze sturen Van Heek de offerte per post, evenals een monsterstuk rubber en lapjes stof om uit te kiezen voor de stoffering. Hij kiest een specifiek blauw laken (monsternr 20930). Drie jaar na levering van de brik aan Van Heek is het rijtuig toe aan vervanging van de bladveren; het zal intensief zijn gebruikt op de wegen rond het landgoed Zonnebeek, tussen Enschede en Haaksbergen. De rijtuigmaker kan dat doen en de achter-opstap vernieuwen voor ƒ 75,-. Verenpakketten zelf maken doen ze niet, de levertijd bedraagt twee tot drie weken.
Toevallig of niet in 1925 staat er een brik van Weterman & Van Brakel in Enschede te koop bij Reestman, handelaar in benzine aan de Wilhelminastraat. Ook Van Heek zal dan in een auto rondrijden, want in de jaren twintig doet de auto verder zijn opmars. De verkoop van nieuwe brikken neemt af en Weterman & Van Brakel gaat ook auto’s repareren. De firma is nu in handen van de zonen Johannes Albertus Matheus Weterman (1861-1919) en Hendrikus Johannes van Brakel (1868-1949).
Overigens is er nog een Weterman zelfstandig actief als rijtuig- en autostoffeerder, namelijk Hein Weterman (1869-1947) aan de Polstraat 11. Hein verkoopt nieuwe brikken en rolstoelen die aan de Kleine Overstraat zijn gemaakt. Hij woont daar niet, want na het overlijden van zijn moeder in 1911 deelt hij het ouderlijk huis met zijn vader. In 1924 gaat dat vrijgezelle leven met een bijna negentigjarige vader echter knagen en treedt Hein, 55 jaar oud, in het huwelijk met de 45-jarige dienstbode mejuffrouw Beernink. Het is een vooruitziende blik, vader overlijdt een jaar later.
Tegen de Tweede Wereldoorlog is het afgelopen met de activiteiten van Weterman & Van Brakel.

Bron: o.a. archief Stichting Edwina van Heek, dank aan Gerard Engbers


Algemeen Handelsblad 7-12-1867.


Nieuws van den Dag 29-7-1908.


Bovenstaande break van de voorzijde.