Om te zien hoe de boerenwagens, sjezen en arrensleden er zijn ondergebracht namen Hans Piena, conservator openluchtmuseum, Jan Zijlstra, conservator van het Nationaal Rijtuigmuseum, en Mario Broekhuis, van de Stichting Hippomobiel Erfgoed, alvast een kijkje in het zwaarbeveiligde gebouw van het CollectieCentrum Nederland (CCNL).

Het CCNL in Amersfoort is het nieuwe depot van het Rijksmuseum, het Nederlands Openluchtmuseum (NOM), de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en museum Paleis Het Loo. Die vier beheren bij elkaar een immense collectie erfgoed in eigendom van het rijk. Maar ieder had zijn eigen depot. In het CCN komt alles -van Rembrandts etsen tot kruiwagen- onder één dak. In de afgelopen weken is een start gemaakt met het vullen van het nieuwe gebouw dat drie hectare vloeroppervlak beslaat. Wanneer een object niet in het museum staat, bevindt het zich in het depot – niet toegankelijk voor publiek. Het klimaat is er volledig geconditioneerd, overal hangen slimme apparaten die constant de samenstelling van de lucht analyseren. In aparte kamers kan een object zuurstofloos komen te staan, worden ingevroren of in een zeldzaam geval chemisch behandeld tegen houtworm of schimmel.

Boevenwagen
Een deel van de boerenwagens, sjezen en arrensleden van het openluchtmuseum mocht als eerste naar binnen. “In het oude depot stond alles op elkaar en kon je de wagens niet goed bekijken, maar hier staan ze van alle kanten ondersteund en op wieltjes. Je kunt er omheen lopen. Wat ook scheelt is een veel betere verlichting”, zegt Piena enthousiast. Tot de collectie behoren een unieke speelwagen in rococostijl, de nu enige nog resterende ‘Gelderse’ sjees, prachtig vergulde sleden, boerenwagens van alle mogelijke types tot en met een rasechte boevenwagen. Bij elkaar een kleine tweehonderd stuks die in de exposities van het Arnhemse museum geen grote rol meer spelen, maar wel belangrijk zijn om door te geven aan het nageslacht. Daar is ook Hans Piena zich van bewust, die de wagens vooral wil laten zoals ze zijn. Dat hij Zijlstra en Broekhuis meeneemt om als eersten een kijkje te nemen is geen toeval, want de twee musea zijn op initiatief van de Stichting Hippomobiel Erfgoed met elkaar in gesprek over samenwerking en het delen van elkaars kennis.

Sjezenproject
In Amersfoort staat al een bijzonder project dat ze mogelijk gaan oppakken: een onderzoek naar één van de fraaiste sjezen van Nederland. Deze sjees stond model voor een ponysjees die prinses Wilhelmina cadeau kreeg, en is mogelijk beschilderd door de Haagse schilder Pieter Haaxman. Maar de sjees roept raadsels op over de ouderdom en de beschildering. Piena: “Aan de hand van de pigmenten kunnen we die ouderdom bepalen, en zelfs aan de hand van de samenstelling van het bladgoud is hierover iets te zeggen. De technieken om dat te onderzoeken zijn in huis. Maar verder is het vooral kijken en analyseren wat je ziet.”
Ook zijn collega van het rijtuigmuseum in Leek heeft zin om de handen ineen te slaan. Jan Zijlstra wil een breder publiek laten meegenieten: “Onderzoek op de sjees zou geweldig zijn; we zouden dan wel een mini-expo daaromheen aan vast moeten koppelen, toch? Over de sjees, over het onderzoeksproces en de techniek, over het kleine sjeesje en de Haagse bazaar, etc…”

Foto boven: de sjees, die de aandacht trekt voor een onderzoeksproject, staat met de andere voertuigen opgesteld in één van de ruimtes in het CCNL. Foto’s onder: Dianaslede van Kasteel Rozendael, paneel van een sjees, details van sledes en een boevenwagen.