Een opmerkelijk bericht in de Arnhemsche Courant van 29 augustus 1871: “De ondergeteekende, conducteur bij de Expeditie-Onderneming Van Gend & Loos, (Nijmegen—Arnhem), in de nachtdienst van 21 Julij j.l. te Elst, door een ongelukkig toeval onder de wielen der diligence geraakt zijnde, waardoor hij zulke belangrijke verwondingen en kneuzingen bekwam, dat zijn leven er door in gevaar was, acht zich verpligt openlijk zijn opregten dank te betuigen voor de menigvuldige bewijzen van menschlievende deelneming, zoo van ziine stadgenooten als van elders, gedurende zijn lijden ondervonden. Vooral de WelEd. Heer F. D. Sneltjes ontvangt voor zjjne liefdevolle behandeling zijne warme erkentelijkheid”, was getekend Wilhemus Loomans, Nijmegen, 26 augustus 1871.
Het moet nogal wat geweest zijn om levensgevaarlijk gewond te zijn en al na drie dagen een dankbericht te moeten zetten. De plicht voelde blijkbaar zwaar. Die bewuste Sneltjes was overigens de apotheker in de Nijmeegse Grotestraat. In het Regionaal Archief in Nijmegen vinden we iets meer over Wilhelmus Loomans, geboren in 1835 in Nijmegen en later wonend aan de Bloemerstraat aldaar, waar hij in 1880 stierf, dus negen jaar na zijn ongeluk. Hij was van beroep postiljon, later ‘conducteur’ van de diligence Nijmegen-Arnhem. En in het archief is zelfs een portret van Willem in uniform en met posthoorn.
Van de Arnhemsch Courant van 2 oktober 1867 weten we hoe zijn werkschema er ongeveer uit zag. De diligences liepen driemaal daags en dat hing af van de aankomst- en vertrektijden van de treinen op het station Arnhem, naar Rotterdam en Amsterdam. In Nijmegen sloot de lijn aan bij die van de diligence naar Grave en Den Bosch. In de tijd van Willem was dat al heel modern, want het doortrekken van de spoorlijn naar Arnhem had in 1845 het hele post- en personenvervoer veranderd. Daarvoor reden de grote diligences, die Nijmegen en Arnhem passeerden, nog de gehele route van Rotterdam naar het Duitse Münsterland. Willem hoefde niet zo ver meer en zat ’s avonds keurig thuis aan de gestampte pot. Hij reed bovendien mee op een relatief kleine wagen, want toen in 1845 de spoorlijn tot stand kwam deed het vervoersbedrijf in Nijmegen prompt de wagens voor 15, 12 en 9 personen in de verkoop, openbaar en ten huize van de smid in de Hartogsteeg. Maar dat heeft Willem mogelijk niet zo bewust meegemaakt, hij was nog maar tien.
Waar hij in zijn tijd nog best een zorg aan zal hebben gehad is dat de diligence de Waal bij Nijmegen per veerboot moest oversteken, dat in tegenstelling tot de Rijn bij Arnhem die al vanaf 1603 een brug had. En dat leidde in strenge winters tot het ‘niet overkomen’ van de wagens, niet zozeer door het bevriezen, maar wel door het ontdooien en kruien van de ijsschotsen aan het einde van de winter. Vooral in de jaren 1840 en ’50 beukten de ijsschotsen in maart tegen de kade. Wat ook speelde was de slechte toestand van de weg Arnhem-Nijmegen, waarover een lezer van het Algemeen Handelsblad zich, eveneens in maart, maar dan 1864 beklaagt: “want bij nat weder heeft die rijksweg meer van een kleiweg dan van een straatweg en de paarden voor de diligences zullen, even als die voor ieder particulier rijtuig, niet zo kunnen lopen als wanneer men een goeden rijksweg had.” Het was dus helemaal niet zo raar dat er een keer een ongeluk met een postiljon tijdens het werk gebeurde.
Op die diligences was de postiljon in feite de koetsier, want echte postiljons die vanaf het paard reden waren er al niet meer sinds de Franse tijd. Degene die de zakelijk kant van het transport regelde was de conducteur. Beide waren verantwoordelijk. En dat kon consequenties hebben, zoals in 1852 toen twee diligences op de weg Arnhem-Nijmegen elkaar inhaalden, waarbij er eentje omsloeg en van de dijk rolde, en een passagier in de wagen het linker sleutelbeen of borstbeen -dat was bij de rechtbank niet geheel duidelijk- brak. De rechter, zo schreef het Algemeen Handelsblad, vond beide beambten schuldig aan ‘verwonding door onvoorzigtigheid, van een der aan hunne leiding toevertrouwde passagiers’ en legt beiden zes dagen gevangenisstraf op en een boete van acht gulden plus gerechtskosten. En daar bleef het niet bij, want de postiljon kreeg een tientje extra boete omdat hij had ingehaald in gestrekte in plaats van matigen draf. Dat is dus een voorganger of collega van onze Willem geweest.
In 1879, een jaar voor Willems dood, kwam er met de aanleg van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen een einde aan de diligence van Van Gend & Loos op dat traject. En opmerkelijk, na drie eeuwen klagen van de burgers over het ontbreken er van, kwam er pas in 1936 een vaste verbinding over de Waal.
Beeld boven: Wilhelmus Loomans (1835-1880), postiljon Arnhem-Nijmegen (coll. Regionaal Archief Nijmegen).
De grote diligences verdwenen na het doortrekken
van de spoorlijn naar Arnhem in 1845.
Arnhemsch Courant, 2 oktober 1867.
Op zo’n diligence heeft Willem gereden. Dit is de
diligence Tilburg–Waalwijk, deze werd getrokken
door twee ‘Waalse’ paarden en bood plaats aan negen
personen. A. Grolman tekende de koets in 1879.
Uit het Regionaal Archief Tilburg.
Laatste rit van de diligence van Van Gend & Loos
’s Hertogenbosch-Waalwijk. Firma H. Colignon & Cie.
Agentschap van Van Gend & Loos. 29 mei 1888.
Beeld Erfgoed ‘s-Hertogenbosch