Waarschijnlijk komt de familie uit het land van Julich (Gulik) ten oosten van Aken. Hoe het voor die tijd zat weten we niet, maar vanaf 1812 wanneer de gemeente Zutphen Peter Wijnand van Gulik inschrijft is die achternaam anderhalve eeuw lang gekoppeld aan het beroep van rijtuigmaker.

Een reeks Wijnands van Guliks, zonen en broers met in hoofdzaak de voorletters ‘D.J.’ drukt zijn stempel op de stofdoppen van wagens en rijtuigen. In hun Zutphense Rijtuigfabriek aan de spittaalstraat 28 bouwen ze omnibussen, tilbury’s, barouchetten en tentwagens. Bedrijfswagens ook. Maar de grootste omzet komt uit de handel in tweedehandsrijtuigen. Met af en toe iets bijzonders. Zo adverteert Wijnand van Gulik in 1912 met een ‘fraai gebeeldhouwde’ Friese sjees in de Leeuwarder Courant. De vraagprijs voor deze ‘gelegenheidskoop’ is ƒ 125,-.
Het is niet de enige rijtuigmaker in de stad, ook Johannes Hendrikus en na de Eerste Wereldoorlog diens zoon Gijsbert Johan Leuverman bedienen een soortgelijke klantenkring van boeren en middenstanders. Hun stoomwagenmakerij, met twee paardenkopjes en een golvend naambord aan de gevel, zit aan de Bornhovestraat 47.
Wijnand van Gulik probeert onderscheidend te zijn door het schilderwerk. Voor die expertise heeft hij heeft meerdere knechten in dienst en de lakkamer blijft nog tot in het autotijdperk in gebruik: in 1950 krijgt Hendrik Jan Kelholt uit Eefde, als schilderknecht bij Wijnand van Gulik, de eremedaille in de Orde van Oranje Nassau. De firma komt door de Tweede Wereldoorlog als carrosseriefabriek voor nieuwbouw en alle voorkomende reparaties als stofferen, uitdeuken en spuiten komt, terloops nog adverterend met een tweedehandslijkkoets of Gelderse kapkar.
De laatste Derk Jan Wijnand van Gulik overlijdt in november 1965, 76 jaar oud, met nog altijd als beroep ‘rijtuigmaker’ al kwam er geen houten wiel meer aan te pas.

Links: uit de Graafschap-Bode van 17-6-1896, rechts 31-7-1912

Gelderse kapkar, gebouwd door Wijnand van Gulik.