Het witte kasteel van Staverden, midden in de Veluwse bossen, is beroemd om zijn witte pauwen. Het kasteel leverde namelijk de witte veren die Hertog Karel van Gelre in zijn helmteken droeg. Die witte pauwen zijn er altijd gebleven. Mooie rijtuigen waren er echter ook op Staverden, al is er niet veel over bekend. Op één oude foto uit het album van de familie s’Jacob is een schitterende roof-seat break te zien, met een koetsier in vol livrei en zijn bejaarde broodheer -met baard- onder de gasten aan boord. Een aanspanning klaar voor een gezellig familie-uitstapje over kronkelige zandwegen in de richting van de Zuiderzee of juist naar het zuiden, richting de Kroondomeinen.

In 1904 koopt civiel ingenieur Frederik Bernhard s’Jacob, oud-burgemeester van Rotterdam, het witte kasteel voor ƒ 260.000,- Daarmee is de vrees voor de omwonenden weg dat er in het kasteel dat dan al 23 jaar leegstaat een sanatorium zou komen. Als de familie s’Jacob met de auto vanuit Rotterdam naar Staverden rijdt om er zijn intrek te nemen, wordt de auto bij Leuvenum tegengehouden door een erewacht te paard en twee landauers. Het zijn de pachters van de boerderijen die hun nieuwe landheer feestelijk binnenhalen. De Rotterdammer maakt twee maand later kennis met een andere ‘buurman’ als Prins Hendrik op bezoek komt. Ze delen hun liefde voor de grofwildjacht en maken – ongetwijfeld per rijtuig – rondritten door het naastgelegen Kroondomein. Terwijl na de verhuizing op Staverden plaats is voor een ongehuwde huisknecht en een dienstmeid jonger dan dertig jaar, hoeft s’Jacob niet op zoek te gaan naar een koetsier, want die komt met vrouw, dochter en huisraad mee vanuit Rotterdam. Deze Christiaan Rijnsent (1863-1944) was als twintigjarige al aan het werk als palfrenier en trouwde in 1890 met Maria Christina Bouman. Ze betrekken op Staverden het rechtergedeelte van een imposant en eveneens wit koetshuis. Rechts van het koetshuis staan de rijtuigen en is de koetsierswoning, links staan de paarden. Daar krijgt hun enige dochter Anna Maria sjans met chauffeur Jan Pasmooij, ze zullen in 1913 gaan trouwen.

Brokkenmakers
De redacteur van de Nieuwe Rotterdamsche Courant is onder de indruk als hij in 1929 een bezoek brengt: “ln den weerglans van de nog wel hoofsche statie, die er uitgaat van ’t ongenaakbaar in de watergracht zich spiegelende witte kasteel aan ’t deftige voorplein, waar ruiters en amazonen, waar autokarossen en soms nog een flonkerende equipage met ’t goud en de kleurigheid van livrei af- en aanrijden.” Het moet er in de stallen puik in orde zijn geweest onder het regime van Rijnsent en dat is ook niet aan zijn broodheer voorbij gegaan. Op 12 november 1928 krijgt Rijnsent als koetsier de zilveren eremedaille van de Orde van Oranje-Nassau.

Van de paarden die op Staverden staan zijn alleen twee inschrijvingen in het Nederlandse Tuigpaardenstamboek terug te vinden en s’Jacob stelde een ereprijs ter beschikking voor het concours hippique op Houtrust, Den Haag. Verder zijn het vooral de dames ‘sJacob die graag een paard laten opzadelen om een ritje te maken.
Maar de heren verkiezen in hun tijd liefst nog de auto, waarmee al gelijk na de verhuizing een ongeluk plaatsvindt, met dodelijk afloop voor een melkrijder. De s’Jacobs of hun chauffeur maken telkenmale ongelukken. Een wild zwijn op de motorkap is dan al niet ongebruikelijk. Als 84-jarige rijdt de oude heer nog een auto in de prak en in 1936 rijdt junior iemand, ditmaal een verwarmingsmonteur op een motorfiets, dood. Als de leden van de Heidemij, waarvan s’Jacob commissaris is, op bezoek komen, gaat een excursie over het landgoed met motorwagens.
Voor iemand die kiest om het rumoerige Rotterdam in te ruilen voor de stille Veluwe, haalt s’Jacob nog verrassend vaak de krant. Zo stelt hij in de Eerste Wereldoorlog stobben ter beschikking aan de Belgische gedetineerden, schenkt een paartje wespendieven aan de Diergaarde van Rotterdam, is bezorgd over drinkwateronttrekking op de Veluwe, maakt bos- en heidebranden mee, begint een proefboerderij en zoekt de lokale en provinciale politiek op. s’Jacob en zijn zoon houden grote jachtpartijen en junior zou die sport in de jaren ’30 voortzetten als frequente gast van Prins Bernhard. Het wat decadente leven van de s’Jacobs trekt de aandacht en niet altijd in positieve zin: in 1919 valt er een dreigbrief op de deurmat, al blijft het zonder gevolg.

Toltwist
De oud-burgemeester overlijdt in 1934 op bijna 85-jarige leeftijd. Daarmee maakt hij niet meer mee dat in 1938 de tolheffing op de weg voor het kasteel verdwijnt: een jarenlang twistpunt. De oprijlaan maakt deel uit van de grindweg van de gemeente Ermelo en s’Jacob moest telkens tol betalen als hij uit de richting van Harderwijk kwam. Dus wat doet de man die alle grond rond het tolhuis bezit: hij legt een weg rond het tolhuis aan en laat iedereen er gratis gebruik van maken. Alleen argeloze toeristen liepen nog in de fuik en moesten tol betalen. Tot 1938 dus, wanneer Ermelo wijselijk de tol opheft. Even licht het leven op Staverden nog op als in 1940 de kleindochter van de oud-burgemeester trouwt met een Baron van Heemstra en koppen de kranten over het societyhuwelijk’; ze gaan te voet van de kapel naar het kasteel. Een rijtuig komt er niet aan te pas. En daarna gaat de glorietijd van de s’Jacobs op Staverden uit als een nachtkaars. In 1944 sterft koetsier Rijnsent als weduwnaar en ‘zonder beroep’ in Den Haag. Over wat er in de stallen gebeurde verschijnt in 1945 nog een laatste berichtje in de krant: “Door Duitse Weermacht in Maart jl. wederrechtelijk weggenomen en meegevoerd: een rijtuig (dos è dos, koper gemonteerd, lichtgeel onderstel en dito wielen met rubber banden, bekleding grijze geribde stof). Het laatst gezien in omgeving kazerne Soesterberg, alsmede een heren-rijzadel Verzoeke inlichtingen aan: H.Th. s’Jacob Staverden Post Elspeet.” Naar het schijnt zijn door de Duitse bezetters meer rijtuigen geconfisqueerd.
In 1949 is het kasteel verhuurd als vakantieoord.

Het koetshuis is tot rijksmonument verklaard en het interieur van de stallen is nog redelijk intact gebleven. Wat betreft de rijtuigen is er een geelzwarte break van het fabricaat Bronkhorst, Hilversum bewaard gebleven, waarmee tot in de jaren ’60 Johan van Doorninck, een andere Veluwse landheer van het landgoed Groot Spriel in Putten, voor zijn plezier heeft gereden. Die break zou van Staverden komen. En in een collectie in Wassenaar is een vierspantuig dat het familiewapen van s’Jacob draagt, misschien wel het tuig op de foto.

foto boven: met dank aan Ruud van Heusden, uit het bezit van Sonia Eijkman-Van Heemstra, achterkleindochter van Frederik Bernhard s’Jacob


“Wat het zeggen wil twee ouders, vier kinderen en een juffrouw 4 weken te logeren te hebben.
1 september 1913″, staat er met lichte ironie naast deze foto uit het familiealbum geschreven.
De bagage is van de trein gehaald. 


Rechts van het koetshuis stonden de rijtuigen
en was de koetsierswoning, links waren de
paarden gestald.


Laatste berichtje uit 1945 in de krant.