Loomans was een grote naam in de tuigpaardwereld van de jaren ’20 en ‘30. Vanwege de tuigen en de showwagens. Antoon Loomans leerde de Nederlanders hoe een concours-aanspanning hoorde te zijn. De Nijmeegse zadelmaker bracht het van boefje tot exporteur. Fenomeen in de Hackney-wereld Cynthia Haydon zweerde bij zijn showwagens. En wat zijn naam draagt is nog altijd hoog gewaardeerd.

De naam Loomans of ‘looimans’ is terug te leiden naar het ambacht van de leerlooierij, dat in het begin van de 19e eeuw opbloeide in de omgeving van Breda. Daar waren huiden, water en eikenschors om te looien. Maar looien was zwaar, ongezond en je stonk een uur in de wind. Wilhelmus Petrus Loomans (1837-1913) vond een beter bestaan als zadelmaker op de Grote Markt in Breda. In de garnizoensstad had een zadelmaker werk in overvloed door reparaties aan tuigen en zadels voor van het leger en luxe klusjes van officieren die zich een bewerkte riem of extra zadeltas lieten aanmeten. Revolvers, geweren en patronen zijn een bij-handeltje. Deze Loomans krijgt twee zonen die in zijn voetsporen treden als zadelmaker: Cornelis Godefridus (1864-?) en Antonius Willebrordus Theodorus (1875-1944).
De oudste, Cornelis, staat als 24-jarige op eigen benen en opent, omdat zijn vader nog tot aan zijn overlijden aan het werk blijft in Breda, een eigen zaak aan de Kerkstraat 117 in Den Bosch. Die zaak is niet beperkt tot zadels, maar adverteert met sabelkwasten en het opnieuw garneren van kinderwagens. Het is ook rijtuigstoffeerderij en kofferfabriek, later zelfs rijwielhandel, maar heeft een ‘specialiteit in Gala-, luxe- en diensttuigen’. De Provinciale Noordbrabantsche Courant is lovend als Cornelis de luiken opent: “De sierlijke étalage trekt zeer de aandacht en getuigt voor den goeden smaak van den fabrikant.” Op 6 augustus 1889 haalt hij nogmaals de krant als Cornelis eigenhandig twee jongens van dertien jaar betrapt op het stelen van een portemonnee. De boefjes worden door agenten opgehaald en op het politiebureau blijkt dat één van de jongens nog een tweede, gestolen portemonnee ‘op het blote lichaam’ had.
Het curieus dat ruim een jaar later zijn jongere broertje Antoon voor de rechter verschijnt voor een soortgelijk vergrijp. Die woont dan nog thuis in Breda en is medeplichtig aan de diefstal van een fles cognac uit zijn vaders kelder. Die fles is niet van zijn vader, maar van ene mijnheer Guljé die een deel van de kelder in gebruik heeft. De zestienjarige Louis Vriends steelt de fles, de twee jaar jongere Antoon wijst hem de weg en licht hem bij in het donker. Beide jongens, die als knechtjes in de zadelmakerij werken, verschijnen op 30 januari 1890 voor de rechtbank in Breda. Antoon gaat voor tien dagen in het cachot.
Toch komt het goed met de jeugddelinquent. Hij mag aan de slag in Nijmegen bij zadelmaker F.W. Gautsch, telg uit een geslacht van zadelmakers dat van oorsprong uit het Duitse Wesel komt en uitzwierf richting Rheden, Doesburg en Nijmegen. En in september 1901, twee maanden voor Antoon trouwt met zijn meisje, de 21-jarige Wilhelmina M. Landman, krijgt hij de kans om de zadelmakerij en kofferfabriek van Gautsch aan de Molenstraat 56 over te nemen. Hij zoekt gelijk ‘twee of drie zadelmakers-knechten tegen hoog loon en voor vast werk’.
In november trouwt het jonge stel en het jaar daarop krijgen ze hun eerste dochter, Jetty.

Neerwaartse spiraal
Na vijf jaar, in 1906, slaan Antoon en Cornelis de handen in een met een vennootschap. De laatste had in 1899 de zaak in Den Bosch gesloten en was met zijn gezin naar Amsterdam verhuisd, waar hij de kost verdient als handelsagent. De broers zijn ambitieus met hun nieuwe vennootschap om ‘eener zaak in het groot’ in zadel- en rijtuigmakerbenodigdheden en reisartikelen. Vrij expliciet is beschreven dat de winkel en werkplaats in Nijmegen buiten de vennootschap blijft. Cornelis komt ook in Nijmegen wonen. Maar de groothandel loopt uit op een fiasco, waarbij niet precies bekend is of dit aan de samenwerking of aan de markt ligt. Twee jaar later keert Cornelis terug naar Amsterdam, naar een luxe bedrijfspand aan de Keizersgracht 86. Daar handelt hij verder in gespen, gereedschap, leer, stoffen en alles wat een rijtuigfabrikant of zadelmaker nodig heeft. Wat volgt is nog meer treurnis, want in 1913 laat zijn vrouw Maria zich van hem scheiden, niet alleen als echtgenote, ook als zakenpartner onder de firma C.G. Loomans & Co en het is daarna onduidelijk wat er van de ooit zo succesvolle Cornelis is terechtgekomen.
Ook Antoon komt in een neerwaartse spiraal en gaat in 1908 failliet, waarbij het een geluk bij een ongeluk is dat de winkel aan de Molenstraat open kan blijven en de ‘exportatie naar koloniën’ door kan gaan. Bovendien is Antoon een moderne zadelmaker die in dat jaar met graagte laat zien hoe zijn elektrische Singer-naaimachine werkt. Wat hij niet met de hand hoeft te stikken, laat hij de machine doen. In 1911 komt er hulp om Antoon uit de financiële sores te halen: een andere broer, de Amsterdamse apotheker Josephus Adrianus Loomans, en Petrus Gerardus Hamer, koopman uit Nijmegen, storten 35.000,- kapitaal in een nieuwe NV met Antoon als directeur. De naam van de zaak verandert in de Nijmeegsche Zadelmakerij, voorheen Antoon Loomans. Daarmee kan Antoons faillissement worden omzeild. En het gaat hem weer voor de wind.
Ook privé, want behalve vijf kinderen heeft Antoon vanaf 1919 volbloeden onder de naam Stal Gelderland. De draver Edel A. en de draverhengst Joubert komen met pikeur Jan de Boer op de lange baan van Duindigt. En er is het renpaard Pussyfoot. Van zijn twee zoons deelt er één, Hendrikus Theodorus ‘Harry’ (1905-?) de passie voor de viervoeters. Wanneer vader Antoon in Engeland kennismaakt met de kleine Shetland-pony heeft hij iets gevonden waar hij met zijn zoon plezier van kan hebben en wat in ons land nog vrijwel onbekend is. Harry laat in 1922 een bruine Shetland-hengst, Artistie de Nimègue, ter grootte van een ‘flinke trekhond’ voor een houten karretje zien op het concours hippique in Oss. In Tilburg dat jaar treden de Shetlanders van de ‘heren Loomans’ in het span, tandem en trojka op voor het publiek. Een show die, naast een imponerend zes-span van Bultman uit de Haarlemmermeer, juist veel applaus genereert door zijn kleinheid. Het zou een vaste klant van de tuigenmakerij, Baron van Brakell van Stal Doorwerth, inspireren om later ook met Shetland-pony’s te starten.

Pony’s ontgroeid
Al snel, in 1923 is Harry de pony’s ontgroeid en doet hij met Leicester Prince mee in de Hackneyrubrieken. Hij komt in de uitslagenlijsten te staan met grote namen in die wereld als Van Voorst tot Voorst, Van Brakell en Bultman. Twee jaar later, op concours in Nijmegen: Harry wint met Essex Princess in open klasse, en eindigt met Glendermott’s Charming Wonder als tweede achter een Hackney van de douairière Drory de Perez. Andere paarden in de Nijmeegse stal zijn Leicester Erduce (1923), Proctor’s Sensation (1924), Yorkshire Venus (1925), Evenwick en Fusee’s Happy Dream (1927). Maar dan is het prompt over.
In het Amerikaanse tijdschrift The Carriage Journal (winter 1989) beschrijft Tom Ryder hoe Harry in de leer gaat bij Albert Hargreaves, de voormalige stalbaas van Baron van Voorst tot Voorst in Elden, en inmiddels terug in Engeland om daar als zelfstandige Hackney’s te trainen. “In 1927 kreeg Albert een jonge Nederlander die die door bij hem te gaan werken meer ervaring wilde opdoen in de showring. Dit was Harry Loomans, zoon van Antoon Loomans, een ondernemende zadel- en tuigenmaker uit Nijmegen, die de eerste ‘viceroy’ showwagen in de ponymaat naar Amerika had verscheept. Harry Loomans was al een ervaren rijder en hij bracht het span volle broers, Belsize Elegance en Belsize Quality, uit in een lange reeks van successen, tot het eerstgenoemde paard door een onbekende oorzaak dood in zijn stal kwam te liggen.”
In de ogen van veel juryleden was dit span van Hargreaves, waar Harry mee mocht rijden, superieur in zijn tijd. Maar zeker zo interessant is de opmerking over het verschepen van een showwagentje door vader Antoon.
Antoon is al lang niet meer degene die zelf zadels en tuigen in elkaar naait, hij reist de wereld rond om zijn producten te verkopen, jaren achtereen zelfs naar de shows van Doncaster, Richmond, Dublin en Olympia Londen, en voor de zadels naar Italië. En vanuit de passie voor de Hackney en zijn professie laat Antoon showwagens maken. En dat betekent in ons land het definitief doorbreken van de showwagen op luchtbandjes. Een Engelstalige folder om uit te delen op een promotiestand in Olympia, ergens tussen de twee wereldoorlogen in, opent The Show Carriage Co Ltd. met als algemeen directeur Anton (voor de uitspraak in het Engels was de dubbele ‘oo’ er één te veel) Loomans. Hij verkoopt de ‘lichtste, meest elegante en meest succesvolle’ wagens.
Het was geen grootspraak, zo onderstreept een bekende tuigpaardrijder uit het hedendaagse circuit, Lamertus Huckriede. Al zijn ze al honderd jaar oud, hij gebruikt ze nog wekelijks, de wagens van Loomans. Vijf heeft hij er, geweest van illustere namen als Stehouwer, Velstra en Jacques Rijks, in drie verschillende modellen: een ‘kist’ oftewel met een rechthoekig bakje, een ‘viceroy’ dat staat voor een golvend model en een middenmaat. “Alleen lukt het me niet om er een in de ponymaat te bemachtigen, want daar zijn ze in Engeland zo gek op, daar kom je niet aan. Cynthia Haydon zwoer erbij”, zegt Lambertus over één van de grootheden in de Hackney’s. Hij durft geen aantal te noemen, maar op basis van wat hij weet aan nog bestaande Loomans’ wagens zijn het er vele tientallen geweest.
“Ze zijn denk ik geïnspireerd op die van Mills. En je herkent ze aan een houten krul op het onderstel, en dat de achteras hoger is dan de vooras.” Waar Loomans die grote productie heeft laten maken is vooralsnog onbekend, wel in ‘eigen werkplaatsen’, niet aan de Molenstraat, want de winkel is een smal pand dat weliswaar diep doorloopt, maar geen ruimte heeft voor grootschalig las- en timmerwerk.

Als hij sterft
Als Antoon in 1944 sterft, schrijft Jacques Rijks uit Nijmegen, een voortrekker in de Hackneywereld en met zijn relaties een waardevolle klant van Loomans, een in memoriam in tijdschrift Het Paard (13 januari): “Hij is het geweest die liet zien wat een elegante showwagen was en hoe onze concourstuigen er uit behoorden te zien.” En dat was vederlicht. Volgens Rijks was het Harry die reed, maar vader die zorgde dat de aanspanning tiptop in de ring verscheen. Hij had een kennersoog.
Rijks heeft het over een ‘groote zending’ in de jaren dertig van concourstuigen in alle soorten en maten die naar Westpoint in de Verenigde Staten is verscheept, een opdracht binnengehaald op een show in Engeland. “Hoewel de laatste twee jaren niet meer in staat tot werken voor zijn zaak, bezocht hij nog de concoursen, al was het dan niet meer zoals weleer, toen hij als ’t ware op het concoursterrein alom tegenwoordig was en steeds klaar met rake opmerkingen, zijn opbouwende kritiek en nooit verflauwde humor.” Uit het beeld dat Jacques Rijks schetst komt een man naar voren, waar je niet om heen kon en die de tuigpaardensport qua materiaal op een hoger plan bracht.
Bij zijn trainingsstal in Usselo, vlakbij Enschede, heeft Lambertus Huckriede nog meer met het stempel ‘Loomans fabrikant Nijmegen’, namelijk een tweespantuig en een tandemtuig dat de initialen draagt van J.H. van Heek, een telg uit de textielfamilie in Enschede. Die Piet van Heek had zijn concourspaarden, gereden door Co Smits, aan kop in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Met name de tuigpaarden Ancie en Curda hebben in het tandemtuig gelopen van ’43 tot ’47. En de Hackney’s Seacroft Radar en Hurstwood Phantom droegen het spantuig in ’54-’55. Anno 2019 zijn de stoten en sommige riemen van het tuig aan vervanging toe, maar met name de schoftjes en oogkleppen zijn prachtig van vorm en door het craquelé, een in zeventig jaar tijd gebarsten laklaag. Het ademt kwaliteit in al zijn eenvoud, maar het is de vraag of de oude Antoon Loomans nog een hand heeft gehad in het maken.
Over hoe het na ’44 verder loopt, kan Hans Loomans (geboren 1952) als enige nog iets vertellen. Deze kleinzoon uit Ooij, onder de rook van Nijmegen, heeft zijn grootvader nooit gekend, maar: “Toen hij overleed nam tante Bé (Elisabeth Josephine, geboren 1910) de zadelmakerij over. Zij was een echte ‘Margareth Tatcher’, zakelijk gezien kon je haar niets wijs maken. Dat was me er een. Ze reisde de hele wereld rond van Londen naar Parijs. En het is aan haar te danken dat Prinses Beatrix op een Loomans zadel reed, net als de Britse Elisabeth. Maar zo snel als ze leefde, zo verongelukte ze nog net niet dodelijk in 1962 op de Waalbrug, waarbij ze met hoge snelheid op een vrachtwagen botste. Wat er nog een opdrachten lag werkten de medewerkers af, maar het was het einde van de zadelmakerij.  Oom Harry is nooit teruggekeerd, hij emigreerde na zijn carrière in Engeland naar Nieuw-Zeeland om daar een schapenfarm op te zetten, althans dat heb ik gehoord. Mijn vader (Wilhelmus Petrus Josephus, 1904-1983) zette de winkel in lederwaren, koffers, tassen, portemonnees en dergelijke verder tot 1 april 1980.” Hans heeft nog scherp voor de geest hoe ze de winkel leeghaalden en de naam Loomans van de gevel verdween. Ook hoe er nog een aparte telefooncel en een lift voor de zadels op de begane vloer zaten. “Daar kon je met twee touwen de lift mee ophalen of laten zakken. Op de tweede etage zat namelijk de werkplaats. En op de derde, daar woonde tante Bé.” Zij stierf uiteindelijk kinderloos op 1 oktober 1997.

Het zijn nog slechts fragmenten die Hans weet, het meeste in dit verhaal hoort hij nu zelfs voor het eerst. Het enige tastbare uit de familiegeschiedenis staat voor hem op tafel, daar in een arbeidershuisje aan de Ooijse banddijk. Een kistje met oud zadelmakers-gereedschap: twee klossen garen, een blokje bijenwas, een paar priemen en messen. Hans pakt die gereedschappen wat onwennig vast, misschien wel aanvankelijk net zo als zijn overgrootvader die er het leerlooien mee wist te ontvluchten. De cirkel is rond.


Uit de Provinciale en ‘s-Hertogenbossche Courant 1891


Etiket uit een koffer gemaakt door Cornelis Loomans in Den Bosch.


1910


Harry Loomans op het concours in Hoofddorp, met in het tandem Yorkshire Venus en Essex Princess, 1925.


Engelstalige folder om uit te delen op een promotiestand in Olympia, ergens tussen de twee wereldoorlogen in.



Met een showwagen van Loomans: het Engelse fenomeen in de Hackneywereld, Cynthia Haydon, met Oakwell Sir James.


Met het tuig van Loomans: Seacroft Radar en Hurstwood Phantom, gereden door Co Smits en in eigendom van Piet van Heek, in 1954.


Het stempel ‘Loomans fabrikant Nijmegen’ op het tuig van J.H. van Heek.


De winkel in de Molenstraat in Nijmegen tijdens de opheffingsverkoop in 1980.