Een oude wagenmakerij, waar de tijd een halve eeuw heeft stilgestaan, heeft iets magisch. Iets stoffigs ook. Van de wagenmakerij Langenhof in Wierden is een bijzonder project gemaakt.

Aan de Parallelweg van Wierden naar Rijssen ligt de oude wagenmakerij van Langenhof. Jarenlang gesloten, maar nog steeds intact met de complete inrichting uit het begin van de zestiger jaren. In 1917 startte hier Jan Roelof Langenhof (1890-1963), geboren op boerderij ’n Pas aan de Langevoortsweg in Enterbroek, als wagenmaker. Hij had het vak onder de knie gekregen als leerjongen bij Schreurs in Rijssen, Bloemendaal in Markelo en op de zaagmolen van Twickel. Het luxere werk aan tilbury’s en tentwagens leerde Jan van rijtuigfabrikant L. Selles aan de Nieuwstraat in Kampen.
Naast de wagenmakerij liepen er twee koeien en twee varkens aan de Parallelweg, want het werk leverde niet genoeg op om Jan en zijn vrouw, de Enterse Wilhelmina Morsink (1891-1967), en hun vijf kinderen te voeden. Bovendien zat in het huis, direct naast de wagenmakerij, de kleine kruidenierswinkel van Miene-meuje en Jans-oom Dasselaar. Ook zij hielden een koe. In januari 1924 vlogen woning en werkplaats in de brand, waarbij een deel van de huisraad werd gered, maar zes kafmolens, machines en een partij zaaghout verloren gingen. Twee varkens kwamen om in de brand. Huis en inboedel waren ‘laag’ verzekerd. Toch werd voor de Langenshof’s een nieuwe woning gebouwd en verhuisde de winkel van de Dasselaars een eindje verderop richting Rijssen. Uit de stenen die overbleven na de brand werd nog in hetzelfde najaar de huidige werkplaats gebouwd.

Ambachtsschool
De oudste zoon Frederik Jan (1919) viel de eer te beurt om zijn vader als wagenmaker op te volgen. Freek zou daar uit zichzelf nooit voor hebben gekozen, maar in die tijd had je daar niet zo veel over te vertellen. Als klein jochie draaide hij al aan de slijpsteen voor zijn vader. Meester Buddingh, hoofd van de School met den Bijbel, had weliswaar gezegd ‘die jongen moet naar het Lyceum’, maar dat ging niet. “Dat zat er niet in, dus werd het de ambachtsschool. Vier jaar timmeropleiding en daarna nog twee jaar avondschool”, vertelde de 94-jarige Freek in 2013 aan de Historische Kring Wierden. Allengs werkten vader en zoon samen en op de wagenmakerij kwam een groot bord ‘J.R. Langenhof en Zoon’. Werk was er genoeg. Ze maakten boerenwagens met ornamenten in het schamel: hartjes, ruiten, zesster of klaverblad, plus de initialen van de boer en het bouwjaar; versiering die sober was in vergelijking met die in bijvoorbeeld het Rivierengebied. De Langenhofs maakten ook wipkarren, wagens voor de Wierdense bakkers Morsink (de Moes) en Jan Meijer, kruiwagens, ploegen en putrollen voor het ophalen van emmers putwater. Daarnaast was er rijtuigreparatie. Boeren en burgers waren er als klant, net als woonwagenbewoners. Die laatste kwamen via de gemeente Wierden, die voor de kosten moest opdraaien. Het opknappen van de volgkoets van Begrafenisvereniging Notter kan Freek zich nog goed herinneren als een niet-alledaags karwei.
Een van de bewerkelijkste klussen was het maken van een dresseerkar, in de Tweede Wereldoorlog ‘boterkar’ genoemd omdat een klant er in boterbonnen voor moest bijbetalen. Het buigen van de leuningen van zo’n kar gebeurde in heet water op de fornuis-pot. Daarna klemde Freek het hout in een mal en zette er met beugels spanning op. Een dresseerkar was vooral van gewaterd iepenhout gemaakt. Het hout voor de spaken van de wagens ging naar de bakkers Meijer of De Moes om het er te drogen boven de hete oven (“daardoor worden de Langenhofwagens nooit krakende wagens”), alvorens het te bewerken met een trekmes en te schaven met de ‘vleermoes’.

Wateren & drogen
De Langenhofs kochten in de omgeving eiken en beuken op en kapten de bomen zelf. De wortels namen ze mee als brandhout voor de fornuis-pot. Vader en zoon versleepten de stammen naar de vijver van buurman Vunderink en daar lag het hout te ‘wateren’. Dit om te voorkomen dat het hout zou uitdrogen en scheuren. Als hij er aan toe was om de boom te zagen, werd deze uit het water gehaald en direct in planken gezaagd. Na het zagen werden de planken op kleine tussenlatjes gelegd in een schuur waar de wind vrij door heen kon waaien. Zo werd het hout ‘wind gedroogd’.
Wat ze maakten gebeurde op aanwijzing van de klant. “Maar ontwerp zonder tekeningen, gewoon uit ’t hoofd. Een vetpot was het niet. Mijn vader zei, de uren worden niet betaald, wij werken voor niets. Voor een compleet nieuwe wagen gold min of meer een vaste prijs. Bij reparaties werden de aangebrachte onderdelen berekend, ongeacht hoeveel tijd je er mee bezig was geweest. En dan schreven we een op een plank wat het bij elkaar kostte.” Er zijn weinig wagenmakers die tot welstand kwamen. De bedragen die ze durfden te berekenen waren zeer laag. Bovendien onderhandelden de boeren stevig over de prijs en betaalden ze vaak maanden na de aflevering. Zo liet Jan Langenhof regelmatig zijn oudste dochter langs de afnemers gaan. Rond de Tweede Wereldoorlog was het wagenmakersvak niet meer zo sterk plaatsgebonden. Boeren en andere opdrachtgevers vroegen prijzen op bij wagenmakers in de omgeving. En al had een wagenmaker het nog zo druk, vaak probeerde hij toch de order binnen te slepen door een nog lagere prijs dan zijn concurrenten op te geven. De Twentse Bond van Carrosserie- en Wagenbouwers, waar ook Langenhof lid van was, maakte een eind aan deze moordende concurrentie en liet de leden redelijke prijzen berekenen.
Toch ging het in de veertiger jaren al ras minder in de wagenmakerij, doordat de luchtbandenwagen zijn intrede deed. “We hebben later nog wel in samenwerking met Timmerman Landbouwhoes wagens op luchtbanden gemaakt, mijn vader was er niet gek op”, of zoals Freek dat zei in het plat Twents: “Mien va was d’r neet gek op.”

Vliegtuig
De achteruitgang van het ambacht loste zich in Wierden als vanzelf op. Toen Freek en zijn aanstaande Dinie Schepers trouwplannen maakten, leek schoonvader hun inkomen wel wat te krap om ‘op te trouwen’’, zoals men dat noemde, en stapte Freek uit de zaak. Hij kreeg een baan bij de klokkenfabriek. “Ik werd van eigen baas knecht, dat was wel eventjes wennen, maar het viel niet tegen, vooral niet toen ik na korte tijd in de functie van onderbaas terechtkwam.” Vader Jan heeft daarna met een knecht nog doorgedraaid tot eind jaren vijftig. Hij overleed in 1963 op 73-jarige leeftijd. De wagenmakerij is vanaf die tijd stil blijven staan. Met een gecombineerde draai- en wielenbank met voordrijfwerk, de lintzaag met zes meter zaagblad, waarvan het slijpen een halve dag kostte. Een Deutz benzinemotor dreef alles aan.

Terugblikkend noemde Freek de vroege jaren dertig als mooiste periode. In 1932 bijvoorbeeld, toen de negentienjarige Almeloër, Henk van der Heiden, het plan opvatte om een heus vliegtuigje te bouwen. Henk wilde wel vliegen, maar had er het geld niet voor. Dus klopte hij aan bij zijn neef, Gerrit ’t Lam die als wagenmaker bij Langenhof werkte, om hem te helpen. Ze bouwden het gevaarte op zolder van de wagenmakerij en sleepten de onderdelen een beetje stiekem naar boven. Een propeller maakten ze van essenhout. Met paard en wagen is het vliegtuig in delen naar de boerderij van de familie Vlogtman in het Wierdense Veld gebracht en daar in elkaar gezet. Maar onder het toeziend oog van familie en wat belangstellenden viel het plan in duigen. Het bleef bij een demonstratie van veel geronk en af en toe een sprongetje van enkele centimeters. De motor was te licht. Een sterkere motor is er, ondanks dat het vliegtuig voor een stuiver te zien was bij Langenhof, nooit gekomen.

Nadat Janny Palthe in 2013 een artikel schreef over Langenhof in het tijdschrift van de Historische Kring Wierden, kwam er opnieuw belangstelling voor de wagenmakerij. Een nieuwe stichting blies letterlijk en figuurlijk het stof van de oude machines. En de plek is als rustpunt opgenomen in een fiets- en wandelroute. Zelf zien? De wagenmakerij is te vinden aan de Rijssensestraat 128 in Wierden, bij rotonde Enterweg. Geopend van maart t/m september iedere vrijdag van 10.00-16.00 uur op afspraak: bel 06-20 41 85 10. En kijk op www.wagenmakerijlangenhof.nl

Tekst m.m.v. Janny Palthe, beeld Stichting Wagenmakerij Langenhof en familie Langenhof


Twentse kleedwagen naast de wagenmakerij aan de Rijssensestraat.


Nieuwsblad van het Noorden, 25 januari 1924.


Van links naar rechts: Dirk, Freek en Jan Langenhof, en de knechten Gerrit van ’t Lam, en Rohof uit Vriezenveen.


Freek Langenhof voor de ingang van de werkplaats.


Bij het vliegtuig v.l.n.r. Henk van der Heiden, Gerrit ’t Lam, dhr. Alink.

Een nieuwe stichting heeft het stof van de wagenmakerij geblazen: in 2019 is het dak geheel gerenoveerd.


In 1936 kwam de Ned. Federatie der Organisaties van Carrosserie- en Wagenbouwers (FOCWA) met het voorstel om het Centraal Bureau Wagenbouw op te richten om de beunhazen in de sector uit te bannen. Langenhof was erkend.