‘Welke verf heb ik nodig?’, vraagt de liefhebber die een rijtuig wil restaureren. Het is geen rare vraag. Maar de Stichting Hippomobiel Erfgoed wil het erfgoed doorgeven aan volgende generaties. Bij dat erfgoed horen, hoe marginaal nog aanwezig, ook de oude lakken en stoffen. Die verf van vroeger is iets anders dan het spul in de blikken van Gamma, Praxis of Sikkens.

Neem een algemene kleur als groen. Van de 17e eeuw tot het begin van de 19e eeuw bestond groene verf uit standolie en ‘Spaans groen’: een mintgroen pigment gemaakt door koperplaten in wijnresten te leggen. Dat pigment was prachtig, peperduur en giftig tegelijk, en het enige dat geschikt was om te gebruiken op hout. Andere pigmenten waren namelijk op kalkbasis en daarmee ongeschikt in rijtuigverf: ze spoelden er simpelweg in een regenbuitje af.
Vanaf het midden van de 18e eeuw produceerden de pigmentmolens in bijvoorbeeld de Zaanstreek op grotere schaal Bremer groen, een stuk goedkoper dan Spaans groen. Bremer groen is ook een giftige koperverbinding (‘arseniczuur-koperoxyde’), lichtblauw van kleur en een belangrijk ingrediënt van het zogenaamde ‘standgroen’. Andere namen voor standgroen zijn grachten- of rijtuiggroen. De rijtuigschilder mengde, volgens zijn eigen receptuur, met andere pigmenten om de juiste diepte en kleurtoon te krijgen. Eigenlijk is standgroen de enige juiste naam, omdat het niet alleen iets zegt over hoe licht of donker een groen was, maar alles over de kwaliteit: van standolie in combinatie met die oude pigmenten. Dat was een verf die lang standhield.
Door zijn giftigheid en omdat het in de zon snel bruin verkleurde raakte ook Bremer groen als pigment in onbruik. Vanaf 1830 kozen de schilders meestal een combinatie van Berlijns blauw en gele oker voor het aanmaken van groene verf. Het was niet de enige manier om groene verf te maken, de rijtuigschilder kon ook kiezen voor bijvoorbeeld ‘Fries groen’, een pigment dat werd gemaakt van kopervijlsel in een afgesloten bak met salmiakmengsel. Ook giftig, uiteraard. En zo waren er tal van andere wegen die naar groene rijtuigverf leiden.

Dat veel rijtuigliefhebbers tegenwoordig denken dat donkergroen vroeger wel de meest gebruikte rijtuigkleur was is het gevolg van iets totaal anders: vernis kleurt onder invloed van vuil en zonlicht donkergroen. Met zo’n laagje bedekt gaat het er op lijken dat ook de meest frisse, vrolijk gekleurde rijtuigen in de loop der tijd sombertjes donkergroen zijn uitgeslagen.

Zo bekeken heeft een stukje oude verf véél meer te vertellen dan je misschien op het eerste gezicht denkt. Het zijn verven die niet meer te koop zijn, zelfs niet meer mogen en zijn gemaakt van pigmenten en in verhoudingen die we al lang zijn vergeten. De diepte en kleurschakeringen van die verf is niet aan te duiden met een ‘RAL-nummer’, ook niet door wat potjes moderne verf te mengen.

Foto boven: de ouderwetse pigmenten van schilder Hans van Kampen uit Schagen, om in bepaalde verhoudingen te mengen tot alle tinten groen. Foto Ed Dekker. 

Een rijtuigschilder bestelde de ‘droge verfwaren’ om met standolie te mengen tot natte verf. De variatie aan pigmenten was enorm.