Het woord tapissière is in Nederland ingeburgerd vanaf de Franse tijd. Het is een grote verhuiswagen. Op 7 augustus 1916 laat de burgemeester van Zwolle een lijst rondgaan en in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant waarin hij aangeeft welke woorden naar zijn idee niet langer welkom zijn in de Nederlandse taal: naast lunchroom door noenzaal, remise door wagenhuis, horlogerie door klokkenmakerij en vele andere wil hij ‘tapissière’ vervangen zien door ‘verhuiswagen’. Het was een op voorhand mislukte poging tot taalzuivering, want spreek een rasechte Jordanees en die zal je in plat Amsterdams precies vertellen wat een tapissière is. Henk Koenders was zo’n Amsterdammer die met zo’n gevaarte kon lezen en schrijven.

Met zijn benen wijdbeens op de bok, het werkschort half over één knie hangend en met een niet mis te verstane brul het volk opzij commanderend. Dat is het beeld van verhuizer Henk Koenders (1920-2015), de laatste van zijn soort die nog met een tapissière rondreed. Niet om de kost te verdienen, maar om reclame te maken voor zijn verhuisbedrijf, Coulance, in de jaren 1970-1980. Die tapissière maakte een al even imponerende indruk als de koetsier die met zijn zoon Marcellino op de drie meter hoge bok zat. Zes meter lang, 26 kubieke meter inhoud… De drie paarden liepen er niet voor grap voor, en al helemaal niet om met enkele tonnen gewicht over de steile bruggetjes van Amsterdam te manoeuvreren.
Een beetje snuffelen in oude kranten geeft wat achtergrond van het vakmanschap dat zulke verhuizers van vroeger nodig hadden. Het woord ‘tapissière’ duikt daarbij vaak op. In de Haagsche Courant van 9 juli 1900 is via brieven onder nummer een specifieke vraag naar: “Een koetsier, bekwaam om met een tapissière te rijden. Zij, die het emballeursvak verstaan en vrij zijn van sterken drank, genieten de voorkeur.”
En met zijn gewicht was een tapissiere niet geheel ongevaarlijk, zo ontdekte een Utrechtenaar op 2 augustus 1906: “In de Kuipstraat te Utrecht wilde hedenmorgen de 51-jarige S. de kussens van een in beweging zijnde zware tapissière recht leggen, terwijl hij naast den wagen liep. Bij liet weder opstappen echter stapte hij mis, gleed onder den wagen en hoewel de koetsier dadelijk de paarden inhield, ging een der voorwielen over zijn borst. Hij was binnen eenige minuten een lijk, terwijl de borstkas geheel was ingedrukt.” De beruchte blinde hoek van een hedendaagse vrachtwagencombinatie had de tapissière ook, ondervond een arbeider uit Oud-Leusden die op 29 augustus 1912 naar Zeist wilde fietsen en bij het uitwijken onder een voorwiel terechtkwam ‘dat hem het hoofd verbrijzelde’.

Op 1 mei
Al in de tweede helft van de 19e eeuw was het niet ongewoon om een tapissière voor lange afstanden op een treinwagon te laden. Van paarden naar stoomkracht. Maar zo’n last moest stevig aan de ketting liggen. Een enkele keer ging het mis, zoals in 1912 als bij Maarn een trein vol in de rem gaat: “Een tapissière, die op een der wagens stond, sloeg door den schok er af, en kantelde over de spoorbaan. Al het huisraad stortte over den weg.”
De dag van 17 november 1916 zal nog lang in het geheugen van Dordrecht blijven, wanneer: “Aan het Papendrechtsche veer te Dordrecht omstreeks half drie, een vrij ernstig ongeval geschiedt. Een groote tapissière, van de firma Van Twist, aldaar, met twee paarden bespannen, wilde het veer oprijden. Daar het laag water was ging de wagen met een vrij vluggen gang de helling af. De remmen werkten op dat ogenblik niet goed en het gelukte den wagenvoerder niet de beide paarden in toom te houden, zoodat, eenmaal op de pont, nog werd doorgereden naar het achtereinde, waar de omhoogstaande breede loopplank, door de paarden werd neergetrapt. De beide dieren raakten te water, doch daar de strengen vlug waren doorgesneden, bleef de wagen gelukkig op de pont staan. Eén paard kon men niet vasthouden. Het verdronk en dreef met den stroom de rivier af.” Het andere paard kwam levend aan wal.
Op één dag in het jaar waren alle tapissières wel zo’n beetje volgestouwd. Op 1 mei. Het Volk, Dagblad voor de Arbeiderspartij in 1903: “Wanneer de arbeiders optrekken om het lentefeest van 1 Mei te vieren met hun verbroedering, dan plegen de Amsterdamsche kruiers en karremannen te ontbreken. Daar is geen doen aan. Officieel hebben B. en W. den verhuisdag op den 1sten mei vastgesteld; officieel gaan de huurcontracten van jaarwoningen in op den 1sten mei en eindigen dien dag — er moét op den 1sten mei of daaromtrent verhuisd worden.”
In de Leeuwarder Courant van 29 april 1916 is er verbazing over de verhuisdrift van de Hagenaren en alles wat ze als verhuiswagen gebruiken: “Daarvan heeft men in den Haag een verbijsterend aantal in een nog meer verbijsterende verscheidenheid. ‘Tapissière’ is hier een zeer vaag begrensd begrip geworden, en omstreeks mei verliest het zelfs elk taalkundig geraamte, doordat alles tapissière heet waarvoor een oude knol loopt en dat met planken in elkaar is getimmerd. ledereen wacht in deze dagen de ‘tapissière’ met spanning af, hoewel de meerderheid in een minder tot groot doen aangelegde stadsgemeenschap zou spreken van de rommelkast of van de hooikist op wielen. De reden waarom er omstreeks mei nog een etensbord heel is in den Haag, zoek ik zeker niet in de voortreffelijkheid van de veren der tapissières, wel in het feit, dat email-eetgerei tegenwoordig meer en meer in zwang komt.” De schrijver van het stuk heeft het over verhuizers die hun naam met ‘met homerisch’ grote letters op de wagens schilderen.

Koninklijke verhuizing
Op in ieder geval één wagen stond echter helemaal niets, die van de koninklijke stallen op Het Loo en die deed dienst voor de regelmatige verhuizingen van met name Koningin Wilhelmina. Bijvoorbeeld in september 1911, wanneer zij de legeroefeningen in Kerk-Avezaath bij wil wonen en het Algemeen Handelsblad meldt: “Heden werden van Het Loo naar Kerk-Avezaath per tapissière overgebracht de meubelen uit een der villa’s van H. M. de Koningin nabij het paleis Het Loo. Ook de benoodigde lampen worden meegevoerd, daar Kerk-Avezaath geen gaslicht heeft.” Maar met die ene verhuiswagen was al het gereis tussen de woningen van het vorstenhuis niet bij te benen: het heeft De Gruijter & Co als verhuisbedrijf het predicaat koninklijk opgeleverd. De tapissière van het koningshuis staat nu als museumstuk op Paleis Het Loo.

Nog menigeen in de paardenwereld kan zich de optredens van Koenders herinneren. John Leenards bijvoorbeeld: “De Tapissiere van Henk en Mars was uitgerust met een soort van anker, een groot breekijzer, dat de koetsier vanaf de bok kon laten vallen als de paarden de brug op gingen en het even niet meer trokken. Zo werd de kolos op de helling van de brug staande gehouden met het breekijzer tussen de klinkers geslagen. Als de paarden op adem en kracht waren gekomen, trokken ze de kolos beetje bij beetje de brug op.” En Wim Hilgers over hoe hij zijn paarden aanspoorde: “Gadella, vooruit anders ga je in de kreketten, ik hoor het hem nog zeggen..”
Een andere zoon van Henk, namelijk Jos Koenders, kan nog aanvullen: “Mijn vader had drie paarden voor de ‘verhuistap’ zodat ze beter ‘in de broeken konden zitten’, afremmen tijdens het afdalen van de Amsterdamse bruggen. Bovendien was het middelste paard er om het linker paard, dat het vaakst op de rechter tramrails kwam, overeind te houden. Dat ervaren paard werd dan ‘de bovenmeester’ genoemd. Deze tapissières werden voor de oorlog goedkoop door vervoerders gebouwd van de afgedankte laadbakken van treinstellen, die op de onderstellen van sleperswagens werden gezet.”
Maar de kolos van Koenders is opnieuw een beetje afgedankt geraakt na het overlijden van Henk in 2015 en vervolgens dat van zijn zoon -wagenmaker, tweespanrijder- Marcellino in 2017. Misschien is de wagen beter af in het Nationaal Rijtuigmuseum, niet omdat het een waardevolle karos is, wel omdat ie gekoesterd mag worden. Want met een tapissière zijn complete vooroorlogse generaties mee versleept. En toch is die van Koenders één van de laatsten in zijn soort.

Beeld: John Leenards. Met dank aan neef Henk Koenders van www.koendersverhuizingen.nl

Henk en zoon Marcellino Koenders onderweg tijdens een optocht.

Ook de stalhouderij van Beuk in Noordwijk had een tapissière, in de periode tussen beide oorlogen.

Uit de krant van 1884.