Twee galarijtuigen van de Duitse keizer zijn de kroonjuwelen van het Nationaal Rijtuigmuseum. Het museum, dat dit jaar zestig jaar bestaat, heeft ze even zo lang gekoesterd. En terecht. Want ze zijn bijzonder als object, door hun Nederlandse geschiedenis en het verhaal van de voormalige keizer op Huis Doorn. Welbeschouwd is het Nederlands erfgoed van de bovenste plank.

Barend Cruyff is al zeker vanaf 1918 handelaar is rijtuigen, bakfietsen en invalidewagens aan de Nieuwstraat 23 en later Westerstraat 54 in Purmerend. Een sjacheraar die als afslager en taxateur aan de kost komt. In 1922 schrijft de Nieuwe Hoornsche Courant: “Wanneer we den naam van Barend Cruijff hooren of lezen, denken we ons er onmiddellijk een woord voor, namelijk de ‘ondernemende’. En ook ditmaal, lezeressen en lezers, willen we een oogenblik uw aandacht vragen voor de nieuwe onderneming van den heer Cruijff, te weten het magazijn van rijtuigen, kachels, kachelpijpen en aanverwante artikelen in den uitgebreidsten zin des woords. De Nieuwstraat is een winkelzaak rijker geworden.”
Cruyff is gecharmeerd van oud gerij. In september 1943 neemt hij het voortouw om een tentoonstelling te organiseren met West-Friese arrensleden. De collectie die hij zelf opbouwt gaat aanvankelijk naar het Volendams museum al heeft hij daar al snel bonje mee over betalingen. Dat maakt dat de op dat moment 78-jarige in 1954 twintig sleden ‘wegens omstandigheden’ verkoopt aan het Purmerends museum, waar ze echter wegens gebrek aan ruimte op een pakhuiszolder belanden.
Hij bewaart het fraaiste van zijn collectie echter tot het laatst. Hij heeft namelijk een galacoupé, een galaberline en een set galatuigen van Wilhelm II, de laatste Duitse keizer die tot 1941 in ballingschap op Huis Doorn woonde. Het verhaal gaat dat de keizer de twee rijtuigen in 1919 op een veiling van zijn eigen boedel in Potsdam had teruggekocht en naar Doorn wilde halen. Alsof hij hoopte op zijn terugkeer met ceremonieel vertoon. Met nieuwe kleren en oude koetsen. Zeker is dat die rijtuigen in Gronau, ergens halverwege Berlijn en Doorn, zijn blijven steken bij een vroegere koetsier van de keizer en daar komt Barend Cruyff ze in 1943 op het spoor. “Onder het voorwendsel, dat hij voor Winterhulp werkte kwam hij de grens over en knoopte onderhandelingen aan met een oude koetsier, die hem voor zes duizend gulden de wagens wilde overdoen. Onder een lading bloemkool werden zij naar Nederland gesmokkeld.” Het is een opmerkelijke actie in een tijd waarin juist de Duitsers waardevolle rijtuigen in Nederland vorderden en afvoerden naar Duitsland.

Hollywood
Twaalf jaar later wil Cruyff er op zijn beurt afstand van nemen, al is het niet voor de spreekwoordelijke appel en een ei. Hij weet hoe hij de prijs van zijn handel kan opdrijven als er een artikeltje in de krant (De Tijd, 28-6-1954) verschijnt: “Rijtuigen van de Duitse keizer naar Amerika? De heer Barend Cruyff Sr. te Purmerend is in het bezit van enige rijtuigen, waarin de laatste Duitse keizer nog heeft gereden. Deze zijn al ettelijke malen tentoongesteld. Thans hebben enige Amerikanen belangstelling voor deze rijtuigen. De onderhandelingen over verkoop zijn in een vergevorderd stadium. Als tegemoetkoming in de hoge vervoerkosten zal de heer Cruyff de Amerikaanse kopers de bokkenwagen waarin Koningin Juliana als kind heeft gereden en die eveneens in zijn bezit is, ten geschenke geven.”
De Canadees Jack Pemberton wist in die dagen precies wat er in Nederland aan waardevolle rijtuigen te koop stond. Zo kocht hij de calèche van Kasteel Middachten en de mailcoach waarmee Joop van der Touw in 1960, ter gelegenheid van de Florida, de ongeëvenaarde rit van 3404 km van Istanboel-Rotterdam had afgelegd. Maar de nu bijna honderdjarige Pemberton weet zeker: er zijn nooit serieuze Amerikaanse kopers voor de Duitse rijtuigen geweest. Maar het gerucht kwam Cruyff niet ongelegen. De Haagse restauranthouder en verzamelaar Dirk ter Maten hapt toe.
Algemeen Handelsblad 18-8-1955: “Het rijtuig van wijlen ex-keizer Wilhelm, een geschenk van de tsaar van Rusland, is door de eigenaar, de heer Barend Cruyff te Purmerend, aan een particulier in Den Haag overgedaan. Ook de oude reiskoets van Frederik de Grote, die zich eveneens in de verzameling-Cruijff bevond, is naar de residentie verhuisd. Waarschijnlijk zullen de rijtuigen in historische optochten worden gebruikt. Het ligt in de bedoeling, dat zij binnenkort in Groningen zullen verschijnen, ter gelegenheid van de komende feesten in de Martinistad.”
Twee dagen later besteedt ook Het Parool er aandacht aan: “Twee oude reiskoetsen, waarvoor zowel Hollywood als West-Duitsland grote belangstelling aan de dag heeft gelegd, zijn dank zij de Hagenaar D. ter Maten voor ons land behouden gebleven. De twee rijtuigen staan op het ogenblik veilig in een stal aan het Huygenspark. Op 27 augustus zullen beide karossen meerijden in een grote historische optocht, die in Groningen wordt gehouden bij de herdenking van het beleg. Daarna gaan ze waarschijnlijk naar het kasteel Doorn, dat binnenkort wordt ingericht als museum voor een historische verzameling rijtuigen.” In het artikel doet Ter Maten een gok over de historie van de twee rijtuigen, maar dat moet tot op heden nog precies worden uitgezocht. Interessant is echter de opmerking dat de wagens ‘enige brandschade opliepen door de jongste oorlogshandelingen’.

Tweede keer
“Nu zijn de rijtuigen per trein in Den Haag aangekomen. Zij zien er nog steeds een beetje geblakerd uit, maar de koninklijke inscripties en monogrammen zijn duidelijk zichtbaar. Het tuig, dat is bezet met zilver, en dat verscheidene fraaie kroontjes draagt, vertegenwoordigt alleen al een waarde van enkele duizenden guldens. De heer Ter Maten vertelde ons, dat de Vereniging van vrienden van Nederlands kastelenbezit en monumentenzorg van plan zijn een Compagnie van Oudhollands gerij in het leven te roepen. Deze compagnie zou streven naar de instandhouding van een museum in het kasteel te Doorn. Ook de verzameling van de Hagenaar zou hierin worden ondergebracht”, aldus de journalist van Het Parool.
Het vervolg van het verhaal is dat de galarijtuigen na de Groningse optocht in die provincie zijn gebleven, want de daadwerkelijke vestiging van het rijtuigmuseum was op de Borg Nienoord in Leek en niet in Doorn. En daarmee kwamen de twee voor de tweede keer in hun geschiedenis niet aan op Huis Doorn. Daar zouden ze inmiddels – misschien als tijdelijke bruikleen vanuit het museum in Leek – op hun plek zijn om er het verhaal te vertellen van een dolle keizer en zijn vlucht naar Nederland. De galaberline en galacoupé zijn namelijk niet alleen in cultuurhistorisch oogpunt pareltjes, ze hebben ook een grote symboolwaarde voor wat er in Doorn niet meer was.

foto boven: galaberline gebouwd door Ed Kühlstein uit Berlijn, afkomstig van de Pruisische koninklijke stallen in Potsdam.

Galacoupé gebouwd door Ed Kühlstein uit Berlijn, afkomstig van de Pruisische koninklijke stallen in Potsdam.

Galacoupé in gebruik voor officieel vertoon in Berlijn (foto uit het archief van Huis Doorn).

Borstbeeld van Wilhelm II voor Huis Doorn, waar de afgezette keizer als banneling de rest van zijn leven doorbracht.