Het Nationaal Rijtuigmuseum bezit twee karretjes afkomstig van Kasteel de Haar. Vijftig jaar stonden ze te boek als ‘ponysulky’ al had eigenlijk niemand een idee wanneer of waarvoor ze ooit zijn gebruikt. Ze komen van de vroegere Britse kolonie Ceylon, het tegenwoordige Sri-Lanka, en waren daar bekend onder de naam hackery cart. Maar wat deden ze op De Haar? Dat komen we aan de weet door de vakantiefoto’s van Barones Hélène van Zuylen-de Rothschild die in 1910 een reis maakte naar Ceylon. Het zijn souvenirs van haar exotisch avontuur.

Als Hélène de Rothschild op een kiekje poseert achter zo’n hackery cart is gelijk duidelijk hoe klein het karretje in werkelijkheid is. Klein genoeg om van Ceylon mee naar huis te verschepen. De Singalese naam is thirikkale. ‘Hackery’ is een verbastering van het Engelse ‘hackney’, wat zo veel betekent als huurpaard. Maar met pony’s of paarden hebben de tweewielertjes niets te maken. Het waren een handige taxikarretjes getrokken door, in dit geval, een kleine os. Het juk tussen de bomen van de karretjes geeft dit al een beetje aan; ook de ossen hier ten lande in de veenontginning trokken hun last met een juk.
Maar denk bij een hackery cart niet aan een sloom sjokkend ploegdier, want een Ceylonese os liep vlot twaalf kilometer in het uur en dat is net zo snel als een paard dat stap en draf afwisselt. Tot plezier van de Britse kolonisten en de maharadja’s waren er echte races waarvoor de osjes (van het slag mini-zeboe) een aparte training kregen. Dat was een elitaire sport. Maar normaalgesproken stonden ze bij ieder station in de Britse kolonie te wachten op klanten, al kon een cart slechts één passagier tegelijk vervoeren. Wie met een lading hutkoffers en een zwerm kleine kinderen op stap ging kon beter een grotere ossenwagen huren.

Hélène maakte zo op haar vakantie naar de oost ook kennis met de grote zeboe-ossen van Ceylon. Gehoornde witte koeien met een dikke vetbult achter de nek. Wat ze toen nog niet kon inschatten was dat dit type koe algemeen was en is over half Azië en half Afrika, en wereldwijd dus nog algemener was dan onze Friese koe. Voor de Westerse avonturierster waren deze zeboes echter wild exotisch.
Die fascinatie voor exotische dieren had ze al langer. In 1904 verscheen dit bericht over Kasteel de Haar in De Tijd: “Het plan bestaat om, aanvankelijk op bescheiden voet, eene verzameling van vreemde diersoorten te organiseren, waartoe alreeds verschillende afrasteringen en hokken zijn geplaatst. Als eerste exemplaren treft men er aan: antilopen, kraanvogels, zeldzame watervogels enz. En weldra zullen olifanten en andere merkwaardige dieren volgen, die worden betrokken van de bekende firma Hagenbeck te Hamburg.” Maar van die olifanten kwam niets terecht, want er waren blijkbaar problemen met de verzorging van de dieren.

Een reden voor Baron van Zuylen, de echtgenoot van de barones, om in 1910 vanaf het thuisfront in Nice een alleszeggende brief aan de kasteelbeheerder in Nederland te sturen: “Barones van Zuylen heeft in Ceylon vier prachtige buffels gekocht alsook twee papagaaien, die ze per schip naar Antwerpen heeft verzonden. Ik raad u aan om, na aankomst van de dieren, er de grootste zorg aan te besteden. Het is duidelijk dat, nu de herten en damherten gestorven zijn, er ergens een fout gemaakt werd in de manier waarop zij verzorgd en gevoed zijn want alle zoölogische tuinen in het noorden houden zulke dieren. Gelieve u dus te wenden tot de Zoo van Amsterdam om te weten te komen hoe men herten en antilopen voedt. Wij zullen, indien u dat wenst, in de tuinen een van de mannen van Voortman uitzoeken, intelligenter dan De Graaf, om de dieren te verzorgen. De buffels moeten in de paardenboxen blijven tot het heel warm wordt, zij moeten zeer goed onderhouden ligstro krijgen. De smerige toestand van de box waarin de bok gehouden werd, is gewoon weerzinwekkend, het verwondert dus niet dat zo’n fijn dier door gebrek aan zorg gestorven is. Een Singalees zal met de buffels meereizen en hen verzorgen tot ik in Holland aankom. Gelieve u per brief in Antwerpen te bevragen wanneer het schip de ‘Roostook’, op 25 maart in Colombo vertrokken, gaat aankomen.” 
Het stoomschip zal via het Suezkanaal een kleine drie weken onder weg zijn geweest.

Naast de twee hackery carts kwamen dus ook grote ossen mee terug naar huis. Die waren echter véél te groot voor de karretjes, maar ze pasten wonderwel voor de oer-Hollandse boerenwagen die de tuinlieden van De Haar voor het dagelijkse werk gebruikten. Het was een bijzondere combinatie en zo te zien vond Hélène het wel grappig. Zo grappig dat het personeel, verkleed in Singalees kostuum, mocht opdraven met de ossen voor een allegorische praalwagen voor festiviteiten in het dorp.

Toen een jaar later een vrouwelijke zeboe werd gedekt door een lokale stier, deden de landelijke dagbladen eind februari 1912 een heugelijke tijding: “In de stallen van het kasteel Haarzuilens van baron van Zuylen van Nijevelt van de Haar heeft dezer dagen een Ceylonsche buffel het levenslicht gezien. Naar ons werd medegedeeld, zijn de drie exemplaren (2 ossen en 1 koe) der Ceylonesche buffels,- welke in de stallen aldaar onder het toezicht van den cultuurchef den heer Voortman worden opgekweekt, de enigste exemplaren van dit zeldzame ras die in Europa voorkomen. De jonggeborene is een donkerbruin blaarkop stierkalf (paardkleurig) van gekruist ras. Het vertoont echter volledig de kenmerken van de diersoort, namelijk den vetbult in den nek en de twee lobben aan de borst, en is volkomen gezond.” Het bleef in de categorie rariteiten en al met al raakten de zeboes in de vergetelheid en eindigden de karretjes bij de rijtuigen uit het koetshuis en daarmee onbegrepen in een Gronings depot. Tot nu.

Eén hackery cart maakt deel uit van de jubileumtentoonstelling in het Nationaal Rijtuigmuseum in Leek, de ander is terug naar De Haar om vanaf april als souvenir te stralen op de expositie BON VOYAGE! Groeten uit The Golden Age of Travel. Klik hier voor de link. 

Foto boven: De barones op Ceylon in 1910. Ze vond het karretje zo leuk, dat ze het als souvenir mee naar huis nam. Voor deze ‘hackery cart’ loopt een osje, een dwergvariant van de Zeboe.

Een van de twee hackery carts in het depot van Museum Nienoord, en van april tot oktober te zien op Kasteel de Haar. Voor aan de bomen zit een juk (dwarshout) en dat is typerend voor een ossenkar.

Het tuinpersoneel van Kasteel de Haar kreeg de zorg over de zeboes die de barones naar Nederland liet komen. Voor de show kregen de mannen een ‘passend’ kostuum aan.

Ceylonese os voor de oer-Hollandse boerenwagen die de tuinlieden van De Haar voor het dagelijkse werk gebruikten. Het was een bijzondere combinatie en zo te zien vond Hélène het wel grappig.