Leer vergaat. Ze maakten vergankelijk werk. En wat ze maakten gaven ze zelden een stempel mee. Dat maakt het lastig om een beeld te vormen van de Nederlandse tuigenmakers in de 19e eeuw. In Rotterdam was de zadel- en tuigenmakerij Beffie een begrip voor slepers, groenteboeren en stalhouders. Ze lieten bij Beffie een tuig maken, repareren of kochten op dit adres halsters en staldekens. De Joodse familie Beffie, ongenadig hard geraakt tijdens de holocaust, verdient een plekje in ons collectief geheugen.

Elias Wolff Beffie (1810-1866) is een Amsterdamse diamantslijper die als 22-jarige infanterist deelneemt aan de tiendaagse veldtocht in een poging de afscheiding van België een halt toe te roepen. Hij ontvangt er het metalen kruis voor, een ereteken gemaakt uit het brons van enkele kanonnen die het Nederlandse leger buitmaakt tijdens de slag om Hasselt. Na zijn diensttijd trouwt in 1834 Elias met Schoontje Coenraad Housman, beter bekend als Sientje Huisman (1811-1898). Zij is van arme komaf, haar vader verdient de kost als venter en zij is bij hun huwelijk borduurster van beroep. Ze verhuizen in 1856 met acht kinderen naar Rotterdam. De precieze reden van die verhuizing is niet bekend, maar het zal uit armoede zijn, want de hoofdstedelijke diamantslijperij belandt halverwege de 19e eeuw in een zware crisis doordat de aanvoer van Braziliaanse diamanten droog komt te liggen. Een diamantslijper, zoals Elias’ broer Mozes die achterblijft in Amsterdam, verdient het zout in de pap niet meer. Toch is het juist Mozes Wolff Beffie en zijn zonen die vijftien jaar later, in de jaren 1870, goud geld gaan verdienen met een eigen diamantfirma en een nieuwe toevloed aan Kaapse diamanten, waarbij overigens de bekendste telg uit die familietak Bernhard Beffie wordt: als buurman van Anne Frank aan het Merwedeplein en vooral als huisarts gespecialiseerd in geslachtsziekten, wiens achternaam nog altijd een dubbelzinnige betekenis in de spreektaal heeft gehouden.

Drie zonen
Elias slaat in Rotterdam echter een andere richting in als koopman. Zijn vrouw heeft een eigen zadelmakers-affaire, die ze ook na zijn dood voortzet. In die zadelmakerij werken drie zonen mee: Coenraad (1839-1911), Joseph (1843-) en Levi (1847-1907). Coenraad is vanaf 1886 zelfstandig in het vak aan de Schiedamsedijk 181. Joseph trouwt met Helena Witsenhuizen en gaat vooral als een marskramer rond om lederwaren en paardenspullen te verkopen. Hij heeft naar eigen zeggen ‘het goedkoopste adres voor rijtuiglantaarns’ in Rotterdam, maar blijft zijn leven lang een beetje ploeteren. In 1887 gaat als hij ‘inlandsch kramer’ failliet en in december 1904 vliegt in zijn woning aan de Coolsingel 54 het beddengoed in de gangkast in brand. “Met eigen middelen werd het brandje in den aanvang gestuit.” (Rott.Nwsbl. 15-12-1904). Joseph en Helena krijgen een zoon Elias Joseph (1886-) die van 1914 tot zijn faillissement in 1934 als zadelmaker werkt aan de Amsterdamse Marnixstraat 117.

Beffie & Koopal
Levi trouwt met Schoontje Koopal (1848-1924). Dit echtpaar krijgt twaalf kinderen, waarvan minstens vier al in hun eerste levensjaar overlijden. Hun gezonde dochters zijn Ester, Marianna, Rachel, Flora, Elizabeth en Mietje. Het is opnieuw de man die er als koopman op uit trekt en diens echtgenoot die thuis de zadel- en tuigenmakerij draaiende houdt. Zoon Jesaias helpt mee in de zadelmakerij. Onder de naam Beffie & Koopal trekken vader en zoon naar jaarmarkten en andere paardenevenementen om halsters, riemen en paardendekens te verkopen. Levi draagt bovendien zijn steentje bij aan de Israëlitische gemeenschap in Rotterdam als voorzitter van de vereniging Vermaak door Vriendschap, waarbij dochter Esther af en toe op de planken staat als toneelspeelster.
Dochter Marianne ‘Marie’ (1876-1942) gaat de slag als coupeuse-tailleuse in het atelier van Fréhé aan de Maaskade. Ze verdient met ƒ 62,50 per maand een goed salaris in vaste dienst, maar krijgt in 1906 problemen met haar baas omdat zij -ook- voor eigen gelegenheid dameskleren gaat maken. De kantonrechter komt er aan te pas om een ontslagvergoeding af te dwingen. Ze start daarop een goedlopend naaiatelier, een eindje verderop in dezelfde straat als waar het ouderlijk huis staat.

Vlijmscherp mes
Vader Levi is vooral een ambachtsman die een tuig op maat kan maken, de lederen spatborden van een rijtuig kan maken of de geheime kneepjes kent om lange, harde kokerpassanten te naaien. Het is intensief werk en vraagt om grote concentratie. Een keertje gaat dat mis: “Hedenmorgen werd in het ziekenhuis verbonden de 56-jarige zadelmaker Levi Beffie, wonende Aert Van Nesstraat 37. Een stuk gereedschap willende pakken, greep hij ongelukkigerwijze in een vlijmscherp mes, waardoor hij aan de rechterhand een ernstige verwonding bekwam.” (Rott. Nwsbl. 12-4-1904). Maar het slaat Levi, twee jaar voor zijn overlijden, nog niet uit het veld en hij laat weten voort te gaan met de verkoop van: “Paardetuigen voor sleepers en vrachtrijders, ook voor vigilanterijders, voor melkboeren, groenteboeren, voor hitten, ezels, bokken, honden en meer alles solide, sterk afgewerkt tegen concurrerende prijzen.” (Rott.Nwsbl.13-2-1905).

Tijden van voor- en tegenspoed
Van de derde generatie zadelmakers in Rotterdam zet Jesaias (1879-1942) het ouderlijk bedrijf verder onder de firmanaam Beffie & Co. Hij trouwt op 1 december 1909 met Leentje Blazer, en woont met zijn gezin aan de Schieweg 123b, naast zijn zus Marie en haar man. De Eerste Wereldoorlog is echter voelbaar in de zaak. Op briefkaarten die zijn gestuurd aan de firma Keverling, leverancier van tuigenbeslag in Joure, is te lezen hoe slecht het gaat met Beffie & Co in oktober 1917: “Verdere bestellingen kunnen wij evenwel niet doen daar de prijzen zoo enorm hoog worden, dat de klanten het niet meer betalen willen.” Eventjes lijkt er sprake van enige voorspoed, als in de Haagsche Courant van 22 december 1919 een advertentie verschijnt waarin Beffie & Co een ‘flinke 1ste klas zadelmaker, benevens een halfwas’ zoekt.
De twintiger jaren brengen zelfs een opleving met zich mee: “Zaterdag om 2 uur zijn de gerestaureerde winkel en magazijnen van Beffie & Co.. Hugo de Grootstraat 116, heropend. Een geheel nieuwe pui met rond venster is aangebracht. In de étalage liet een rijke sorteering van reisartikelen. De glazen kasten op de toonbanken bevatten talrijke artikelen van fijn leerwerk. De electrische verlichting is doeltreffend aangebracht. De zaak is geheel naar de eischen des tijds ingericht. Vrienden van de firmanten, personeel en vertegenwoordiging hadden hun belangstelling getoond door het zenden van bloemstukken.” (Rott.Nwsbld. 18-7-1921). Naast de winkel in de luxe lederwaren bestaat de werkplaats aan de Oosterstraat 19, waar paardenliefhebbers welkom blijven voor reparaties aan een gareel, hoofdstel of een stel nieuwe leidsels, maar ook wordt ingespeeld op een nieuwe trend, namelijk autobekleding. In voorraad zijn er prachtig gestoffeerde auto’s.

Namen blijven genoemd
En dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit en belandt de Joodse familie Beffie in de gruwelijkheden van de holocaust. Van de zadelmakerfamilie overleeft vrijwel niemand: een rondje langs herdenkingsmonumenten levert 22 namen op en die lijst is vele malen langer te maken met schoonfamilies, kleinkinderen en de Amsterdamse tak die verder ging in het diamantwezen. Oud en jong, complete gezinnen, soms uit elkaar gerukt gaan op transport via Westerbork naar de vernietigingskampen Sobibor en Auschwitz. Na de oorlog is de naam Beffie als zadel- en tuigenmakers definitief verdwenen, maar hun namen blijven genoemd.

Elizabeth, dochter van Levi en Schoontje: overleden te Sobibor, 23 juli 1943, 55 jaar
Ester, dochter van Levi en Schoontje: Sobibor, 2 juli 1943, 68 jaar
Salomo Frenk, echtgenoot van Ester: Sobibor, 2 juli 1943, 64 jaar
Gerard Salomon Frenk, zoon van Ester en Salomo: Sobibor, 23 juli 1943, 36 jaar
Esther Frenk, echtgenote van Gerard Salomon: Sobibor, 23 juli 1943, 38 jaar
Bernard Frenk: zoon van Gerard en Esther: Sobibor, 23 juli 1943, 4 jaar
Grietje Frenk, dochter van Ester en Salomo: Sobibor, 2 juli 1943, 28 jaar
Marianne, dochter van Levi en Schoontje: Auschwitz, 15 oktober 1942, 66 jaar
Levi, zoon van Marianne en Nathan Levi Bouwman: Sobibor, 9 juli 1943, 42 jaar
Anna Maria Catharina Wolfsbergen, echtgenote van Nathan Levi en schoondochter van Marianne: Sobibor, 9 juli 1943, 31 jaar
Flora, dochter van Levi en Schoontje: Auschwitz, 5 november 1942, 61 jaar
Eliazar Polak, echtgenoot van Flora: Auschwitz, 5 november 1942, 60 jaar
Catharina Polak, dochter van Flora en Eliazar: Auschwitz, 30 september 1942, 33 jaar
Francina, dochter van Flora en Eliazar: Auschwitz, 30 september 1942
Jesaias, zoon van Levi en Schoontje: Auschwitz op 15 oktober 1942, 63 jaar
Leentje Blazer, echtgenote van Jesaias: Auschwitz op 15 oktober 1942. 57 jaar
Francina, dochter van Jesaias en Leentje: Sobibor, 30 april 1943, 33 jaar
Alfred Suiskind, echtgenoot van Francina: Sobibor, 30 april 1943, 35 jaar
Henri Walker, zoon van Francina en Alfred Suiskind: Sobibor, 30 april 1943, 8 jaar
Abraham, zoon van Jesaias en Leentje: Auschwitz, 31 januari 1943, 29 jaar
Gretha Cauveren, echtgenote van Abraham: Auschwitz 15 oktober 1942, 26 jaar
Robert Eugene, zoon van Elias Joseph uit Amsterdam: Amsterdam, na meermalen detentie, 24 januari 1944, 30 jaar
Bernard Wolff, de dokter uit Amsterdam: Sobibor, 2 juli 1943, 71 jaar

Marianne, dochter van Levi Beffie en
Schoontje Koopal, vrouw van de wereld
met haar eigen confectieatelier.
Vermoord in Auschwitz, 1942, 66 jaar.


Zierkizeesche Nieuwsbode 31-5-1902.

 
Rotterdamsch Nieuwsblad 31-10-1901; idem 13-2-1905.