Ontwerp in pen en inkt, ingekleurd in olieverf op karton, gesigneerd ‘Jb van Bakel, 1905’. Het is gemaakt door de 21-jarige Jacob van Bakel tijdens zijn stage bij Vanden Plas in Brussel. Dit ontwerp is zo fraai mede door de verticale strepen op de panelen: het maakt de coach modieus in zijn tijd, zelfs een tikje extravagant. De strepen passen in het Franse modebeeld van 1905. In dit belle epoque, wat zo veel betekent als de ‘mooie tijd’, was ruimte voor experiment met heldere kleuren en tierelantijnen; een stroming met de naam art nouveau.

Met name onder de gegoede burgerij werd de nieuwe welvaart in het Parijs van 1900 duchtig gevierd. Wie geld had liet zich zien op de bal masqués en in de salons, bij het cabaret of in de theaters. Nachtclubs en cafés schoten als paddenstoelen uit de grond en de Parijzenaren flaneerden graag te paard of in hun chicste rijtuig op de brede boulevards of in de parken. Ondertussen waren de Parijzenaren dol op nieuwigheden. Er hoefde maar iets georganiseerd te worden, bijvoorbeeld een wereldtentoonstelling of een wedstrijd in een nog nieuwe sport, en de mensen dromden samen om de eersten te zijn die het spektakel mochten aanschouwen.
Met die turbulentie en de opkomst van nieuw geld was behoefte aan luxe en extravagante rijtuigen, iedereen wilde afwijken van de massa. En daarmee kwam de Franse rijtuigbouw in een stroomversnelling. Was Engeland een eeuwlang het toonbeeld geweest voor de rijtuigbouw, aan het einde van de 19de eeuw waren alle ogen gericht op het mondaine Parijs. Wat Binder, Labourdette, Rothschild en hun vakbroeders experimenteerden kreeg navolging over de wereld. Ook de Nederlandse rijtuigbouwers haalden hun inspiratie uit Franse vakbladen als Le Guide du Carrossier en Carrosserie Française. En als we in de Nederlandse kranten over de Wereldtentoonstellingen lezen dan is kraakhelder: Duitse rijtuigen waren niks waard, Engelse hooguit het vermelden waard, Nederlandse rijtuigen wat grof, maar de Franse… die hadden de ultieme verfijning.

In dat opzicht is het niet vreemd dat de Amsterdamse rijtuigbouwer Willem Johannes van Bakel zijn zoon Jacob naar Brussel en vervolgens Parijs stuurde om het ontwerpvak te leren. Jacob kreeg er de Parijse smaak te pakken en durfde het aan om de strepen verticaal te trekken, in navolging van Mühlbacher die al eerder een soortgelijk design tekende.

Het is maar kort dat het frisgroen, oranje en andere heldere kleuren en sierlijke strepen van de art nouveau hun opgang deed in de rijtuigbouw, vooral door de snelle opkomst van het automobiel en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, waardoor de mode een duidelijk minder vrolijke richting op ging.

Foto boven: Ontwerp in pen en inkt, ingekleurd in olieverf op karton, gesigneerd ‘Jb van Bakel, 1905’. Het is gemaakt door de dan 21-jarige Jacob van Bakel tijdens zijn stage bij Vanden Plas in Brussel. Nu in de collectie van Museum Nienoord

Door Jacob van Bakel (1884-1966). Jacob en zijn broer Jan loodsen na 1906 het Amsterdamse carrosseriebedrijf Schutter & Van Bakel het automobieltijdperk in.

Ontwerp van een ‘private road coach’ met soortgelijke strepen, door de Parijse fabrikant Mühlbacher, 1889.

Het vergt groot vakmanschap om midden op een rijtuigpaneel, uit de losse hand strepen netjes aan te brengen. Hier door OldtimerRestauratie Stolk Balkbrug op de achterkant van een omnibus.

Normaalgesproken was een stadscoupé misschien wel het saaiste rijtuig om te zien: bedoeld voor de winterdag en om incognito te reizen. Hoe anders kon zo’n rijtuig zijn in het Parijs van 1900, met wit rubber, heldere kleuren en frivole strepen.