Patrick Vermeulen uit Gouda heeft een originele kerkbrik op de kop getikt, rond 1925 gemaakt door de Goudse wagenmaker Leendert van Zevenhoven. Wat opmerkelijk is: die wagenmaker gebruikte een prachtig, getekend briefhoofd en wie goed kijkt ziet voor de fabriek eenzelfde kerkbrik staan als die Patrick wist aan te schaffen.

Leendert van Zevenhoven (1879-) gaat, als hij het ouderlijk huis in Lange Ruige Weide verlaat, twee jaar naar Amsterdam om er te werken als rijtuigmaker. Waarschijnlijk is hij er in de leer bij één van de grotere fabrieken in de hoofdstad. In 1903 begint hij aan de Kattensingel in Gouda voor zichzelf. Het gaat hem goed. Vier jaar later, in 1907 trouwt Leendert met Cornelia Boer uit Gouderak, ontvangt een diploma van de Maatschappij voor Landbouw en gaat een hypotheek aan om de wagenmakerij annex smederij uit te laten groeien tot een heuse rijtuigfabriek. De groei gaat zo snel dat het bedrijf in 1910 verhuist naar de Spoorstraat en gebruik gaat maken van een elektromotor van 2 pk. Er is behoefte aan nieuw personeel en zo zoekt Van Zevenhoven in een advertentie onder andere een ‘halfwas’, een nu bijzondere term voor een jongen in de leer.
Leendert zelf krijgt een aanstelling als ’officiële tot rijtuigenkeuring bekwame ambtenaar’ en mag in Gouda in opdracht van de provincie één dag in het jaar rijtuigen keuren. Dat levert ƒ15,- op. Een smid en de wagenmaker keuren samen op deze plechtige dag. Beiden dragen dan een hoge hoed, aldus Van Zevenhoven.
Met de Eerste Wereldoorlog maakt het bedrijf zijn eerste crisis door. Alles is dan duur en dat is merkbaar in de handel. Van Zevenhoven beklaagt zich in 1918 over de zilverprijs die 4,5x zo hoog is als vier jaar eerder: veel rijtuigbeslag is verzilverd. “Gelooft u ook niet, dat wanneer er vrede kwam, de prijzen in het voorjaar aanmerkelijk lager zullen zijn?”, vraagt hij per briefkaart aan de toeleverancier.

In 1960 vierde hij zijn vijftigjarig jubileum als keurmeester en vertelt in de Goudse Courant: “Ik heb mijn salaris laten verlagen tot ƒ 10,- toen het aantal rijtuigen sterk begon terug te lopen. Vroeger keurde ik op de keuringsdag zo’n dikke honderd wagens, maar ik heb nog maar één klant over. En dat is ook altijd de beste geweest: de gebroeders Dekker, waar ik in totaal zo’n 26 rijtuigen voor heb gekeurd.”
Zo weinig rijtuigen als hij vanaf de jaren ’20 nog krijgt, zo groeit het aantal motorvoertuigen. Als er een bus in de sloot belandt krijgt Leendert de opdracht om technisch onderzoek te doen. “Toen ik rijtuigenkeurder werd, kreeg ik altijd de directeur van Openbare Werken mee, maar de laatste jaren de verkeerspolitie…”

Van Zevenhoven wordt in 1933 een echt autobedrijf. De reclamezuil, garage en woonhuizen zijn in deze periode gebouwd aan de Spoorstraat en zijn nu een gemeentelijk monument. Van de rijtuigperiode rest niets anders dan een aantal fraaie rijtuigen, met name blank-gelakte tilbury’s en de kerkbrik van Patrick Vermeulen met ‘van Zevenhoven’ op de wieldoppen.
En het Nationaal Rijtuigenmuseum in Leek heeft, naast een prachtig diploma uit 1907, een origineel ontwerp van een Utrechtse tentwagen, met de inkt-pen getekend door Leendert van Zevenhoven.

Foto boven: Kerkbrik van Patrick Vermeulen uit Gouda en gebouwd door Van Zevenhoven in Gouda.

Voor de fabriek stond een kerkbrik, net zoals die van Patrick Vermeulen.


Nieuws van den Dag, 22 juni 1903.

Ontwerp van een Utrechtse tentwagen, in inkt getekend door Van Zevenhoven.
Collectie: Nationaal Rijtuigmuseum in Leek.