“Deze mensen hebben de tilbury al vanaf de ‘geboorte’ bij IJntema in familiebezit”, schrijft Bert Huis in ’t Veld over een regelrechte ‘barnfind’ in het Friese plaatsje Rijs. “Hij staat denk ik al vijftig jaar onaangeroerd in het wagenhok bij de boerderij. De tijd heeft er echt stil gestaan, tot twee jaar terug werden de koeien in de oude boerderij er nog ouderwets gemolken.” Vooralsnog blijft de Friese tilbury onder het stof en de spinnenwebben in het wagenhok staan, maar het is goed dat Bert als rijtuigliefhebber van het bestaan op de hoogte is. Om een oogje in het zeil te houden. Bert weet nog wel meer tilbury’s die zijn gebouwd door IJntema in Workum, zoals een exemplaar met zes veren en een opvouwbare kap; bijna alle Friese tilbury’s hebben een vaste kap.
Obe IJntema (1852-1923) werkte als meesterknecht in de wagenmakerij van Andries Deinum in Workum. De twee konden goed met elkaar opschieten, zodanig dat Obe in 1876 de zaak overnam. De oude wagenmakerij groeide uit tot rijtuigenmakerij. In die tijd is de Heidenschapsterweg aangelegd, van Workum tot aan de Helplaats toe en van daaruit legden de boeren zelf verharde wegen naar hun boerderijen. Obe IJntema had het druk met het maken van nieuwe rijtuigen voor de boeren die aan die weg woonden of hun weg er op aansloten. Vele mooie glaswagens en kapsjezen rolden de werkplaats uit, de een achter de ander. Met de komst van de spoorbaan in 1880 groeide de behoefte aan omnibussen voor hotelhouders als Riesberg, Boersma van de Galamadammen, Quarré van Koudum en O. van Elslo te Hindeloopen. “Verandering komt altijd werk van, en daar heeft met iets aan”, zou Obe hebben gezegd.
Pas in 1894 bouwde hij de eerste tilbury. Het was al eerder de bedoeling om tilbury’s te maken, maar de belasting op bladveren hield het tegen, de boeren bleven liever met rijtuigen ‘in riemen’ rijden. Dat veranderde rap toen die heffing verdween, menigeen wilde toen een tilbury op van die modernere, comfortabelere bladveren. In 1898 stonden bij IJntema klaar: twee tilbury’s, één nieuwe kapsjees (de laatste die Obe IJntema afleverde), één kapwagen op riemen en één barouchet zonder portieren. Het heeft lang geduurd eer er nog iemand gevonden werd als koper voor die ene kapwagen op riemen. Vele mensen die een wagen op riemen hadden, lieten deze veranderen van riemen op veren. Zo het ging de rijtuigbouwer bijzonder goed. Obe stond overal bekend als een fidele vakman, die zijn vak tot in de puntjes beheerste. Maar hij was evengoed koopman en had als motto: “Wat men met verkopen kan verdienen, hoeft men niet voor te werken.”
De geschiedenis van het bedrijf leest als een reis door de tijd. Zo kende het jaar 1911 een zomer zoals we die net in 2018 hebben afgesloten: een bijzonder droog jaar, wat veel extra werk gaf voor de wagenmakerij. Er bleef bijna geen wielband op z’n plaats. En na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is het in de wagenmakerij druk, drukker dan ooit. Alles werd weer rijtuig wat de klok sloeg. Grote series rijtuigen werden gemaakt: tilbury’s, brikken, dresseerkarren en buggy’s op gummibanden. 1918 was voor de rijtuigen een recordjaar. Twee jaar later is het echter weer gedaan met diezelfde rijtuigen. Toch weet Obe IJntema de zaak aan de gang te houden, zo goed zelfs dat zijn kleinkinderen nu nog succesvol zijn in de carrosseriebouw, inmiddels Heerenveen. Van Obe IJntema zijn nog zeker een tiental rijtuigen en sledes overgebleven.
Bron: https://www.ijntema-bv.nl/geschiedenis/
Foto boven: Deze tilbury van IJntema staat al vijftig jaar onaangeroerd in het wagenhok bij de boerderij in het Friese plaatsje Rijs.